2.9. De leefwijze van de Feniciërs.
In deel Drie
zal hier uitvoeriger op worden teruggekomen, maar in zijn
algemeenheid
is op het einde van het eerste boek een beknopt woord op
zijn plaats.
Tijdens de
periode van het onafhankelijke Fenicië bekleedde de handel
en de
daarmee verbonden scheepvaart de belangrijkste rol in het
leefpatroon
van veel Feniciërs. Toch is het beeld te eenzijdig van
alleen
Feniciërs op hun schepen alle toen bekende zeëen doorkruisend,
terwijl hun
gewiekste kooplieden, reders en magistraten in hun hoge
huizen
rijkdommen opstapelden in de door muren en wateren omgeven
zeevestingen.
De Feniciërs
waren ook uitstekende landbouwers op de smalle, maar
vruchtbare,
kuststrook, die hen voor dat doel ter beschikking stond.
Daarnaast
was er het achterland met de bergen en cederwouden, die door
hen bewoond
werden. Hout werd gekapt en omgevormd tot bruikbare
producten
voor de scheepsbouw e.d. Stenen werden gehouwen tot beelden,
sarcofagen
of gebruikt voor de aanleg van havens, muren en huizen. Het
ambacht en
de nijverheid stond op eveneens een hoog peil. Genoemd kunnen
worden de
ververijen, de pottebakkers, touwslagers en metaalbewerkers.
De Feniciërs
hielden zich ook bezig met de vervaardiging van sieraden,
kleding en
ivoorbewerking.
Bovenal werd
het Fenicische volk in zijn doen en laten beheerst door
een diep
religieus leven. De Baälpriesters nemen een voorname positie
in. Van alle
winsten gaat een deel naar de tempels en de goden. Veelal
gebeurt dat
indirect via offergaven. De Feniciërs kennen veel goden,
waarvan
velen een benauwende plicht aan de mens opleggen via
boetedoening, hysterische rituelen en zelfs via het offeren van de
eerstgeborenen, of het nu planten, dieren of mensen zijn. Vooral dat
laatste
klinkt ons absurd in de oren.
Nochtans was
dit gebruik bij veel andere volken in de oudheid aanwezig,
maar werd
het meestal toegepast in tijden van groot gevaar en gold als
het uiterste
wat men kon doen om de goden tevreden te stellen.
Bij de
Feniciërs zien we een samengaan van ogenschijnlijk twee
contrasterende levenshoudingen. Enerzijds is er het gewiekst zakendoen,
staande
midden in een werelds leven en anderszijds zien we een streng
religieus leven. In het begin van dit
boek heb ik gewezen op de
overeenkomst
in een ander vlak met de Republiek der Verenigde
Nederlanden.
Ligt hier niet opnieuw een bijzondere paralel met de
Hollandse
kooplieden, die slaven en allerhande over de wereldzeëen
verhandelden
en toch streng calvinistisch waren?
......................................................................
EINDE BOEK EEN DEEL EEN GESCHIEDENIS DER
ZEEKANAÄNIETEN
@ H van Diessen, Apeldoorn 2009. 3e versie.
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
80
in
WORD op 8 april 2001
Geen opmerkingen:
Een reactie posten