vrijdag 17 oktober 2014

72.De aard van de vroege Fenicische kolonisaties


          1.20.   De aard van de vroege Fenicische kolonisatie.

 

          De Feniciërs trachten  in  principe  nooit  de  omringende  volken  te

          onderwerpen. Zij waren voor overleg.  Zij  namen  niet  de  grond,  maar

          kochten of pachtten die van de lokale bevolking  en  trachtten  dan  een

          goed nabuurschap op te bouwen, waaruit dan de  door  de  Feniciërs  zo

          gewenste voordelige handel uit kon ontstaan. De Numidiërs,  Spanjaarden,

          Sarden, Sicaniërs, Libyërs e.d. nemen veel van de Feniciërs  over.  Te

          noemen zijn metaalbewerking, het schrift e.d.

          Op deze manier ontstaat aan de kusten van de westelijke Middellandse zee

          een welvarender samenleving. Een mengeling  van  op  kapen,  klippen  en

          eilanden  levende  Feniciërs  met  talloze  inheemse  stammen  in  het

          achterland.

          De Feniciërs vestigen zich op gemakkelijk verdedigbare  plaatsen  vlak

          bij rustig water in baaien, waar gemakkelijk  gedebarkeerd  kan  worden.

          Als het even kan zoeken ze ook een plaats bij  een  zoutmeer,  want  het

          zout hebben ze weer nodig om hun visvangsten te kunnen conserveren.

          Haast ongemerkt beheersen zo de Feniciërs het  grootste  deel  van  de

          Middellandse zee, ondanks hun geringe aantal. Over het algemeen  is  het

          een   primitieve   ontsluiting,   die   door   de   Feniciërs    heeft

          plaatsgevonden. Het aantal echte steden is nog op een hand te tellen  en

          de wel talloze factorijen zijn zeer provisorisch geïnstalleerd.

          De Feniciërs konden daar genoegen mee  nemen,  omdat  ze  toch  zonder

          werkelijke concurrentie konden opereren. Dat zou bij  de  komst  van  de

          Grieken anders worden. Die pasten zich niet aan het  landschap  aan.  De

          Grieken bouwden schier autarkische  kolonies  in  de  vorm  van  steden,

          waarbij een vermenging  met  de  reeds  aanwezige  bevolking  niet  werd

          nagestreefd. Als het even kon, werd de inheemse bevolking onderworpen en

          als slaaf te werk gesteld.

          De Fenicische kolonisatie daarentegen sluit meer aan bij de  Portugeze

          activiteiten vanaf de 13e eeuw n C of bij die van de Fransen in  Amerika

          in de 18e eeuw n C. De Griekse kolonisatie lijkt  meer  op  die  van  de

          Engelsen in Amerika en Australië (of eigenlijk andersom).

Zie map 32.4.Copper and tin            J.D.Muhly     Connecticut,vol 43

     The distribution of mineral                  1973,The Connecticut

     Ressources and the Nature                   of Arts and Sciences

     of the Metals Trade in the                    New Haven, Connecticut

     Bronze Age                                  

 

                  HANDELSPRODUCTEN IN DE VROEGE FACTORIJEN:

                  weefwaren   asfalt            tin

                  glas              edelstenen  keramiek

                  vis                olie              zilver

                  koralen         wijn             kleuraarde

                  zout              goud           purper

 

                  TINPRODUCTIE:

                  Cornwall,Gallicië,Lusitanië,Bretagne(Morbihan),Toscane,

                  Anatolië, Cyprus,Taurus,Adonisrivier,Egypte,Iran.

 

                  KOPERPRODUCTIE:

                  Iberië,Sardinië,Populonia,Euboea,Creta,Chalkis,Kea,Thessalië,

                  Cyprus,Anatolië,Byblos,Alalakh,Jericho,Ezion‑Geber,Sinaï,Iran,

                  Mesopotamië,Indusvallei,Afghanistan.

 

 

Zie: ATLAS VAN FENICISCHE EN PUNISCHE STAMMEN, STEDEN EN VOLKEN.

                Kaart 39B.De Fenicische wereld in het westen.

 

Enige voorbeelden van de vroege kolonies:

-          Las Chorreras, Aubet/Maass/Lindemann/Schubart

-          Phoenikische Niederlassungen an der Iberische Sudkuste, Schubart, Madrider Beitrage 8, 1982

-          Los Fenicios, Blanco-Freijro/Wagner/Schubart, Historia 16.

                  UTICA

                  De voornaamste plaats van de Feniciërs in deze eerste eeuwen

                  in het westelijke deel van de Middellandse zee is zonder twij‑

                  fel Utica, dat wellicht door Sidon werd gesticht.

                  Ook dit begin was onooglijk klein; met én huizen én

                  ankerplaatsen  op en langs het schiereilandje Bu Schater

                  vlak voor het vasteland nabij de toenmalige monding van de

                  Merdjerda, ofwel de Bagradas, ofwel Maqar zoals de Feniciërs

                  de grote rivier zelf noemden. De schepen lagen tussen het schiereiland

                  en het vasteland afgemeerd in een inham, dat als eerste

                  later verzandde. Pas na verloop van tijd wordt er een stad op de heuvel

                  op de vaste wal gebouwd. Utica zal altijd zijn speciale positie

                  in het westelijke deel van de Middellandse zee behouden. De

                  stad wordt in verdragen vrijwel altijd naast Carthago als partij

                  genoemd.

ncfps

71.De stichting van Carthago


          1.19.   De stichting van Carthago.

 

          Carthago betekent eigenlijk Qart Hadasjt in  het  Fenicisch,  waarvoor

          o.a.de volgende letertekens staan:

 

               *     *     *      *     *   *        *     *     *   *

             *****    * * *      * *    *****      *****  * *   * * *  *

               *       * *      * * *   *****        *       *   * *   *

               *                     *  *****        *        *     * *

                                        *   *                  *      *

                                                               *      *

 

          Qart Hadasjt betekent "nieuwe stad". De Tyriërs wilden  hun  bezittingen

          veiligstellen. Dat gebeurde al in vroeger  tijden  op  Cyprus  (Kition),

          maar de roofzuchtige Assyriërs lieten ook dat eiland niet met  rust.  In

          de loop van de negende eeuw wordt de druk  van  Assyrië  zo  groot,  dat

          steeds meer Feniciërs uitwijken over de zee naar hun  factorijen.  Het

          is niet alleen Tyrus, dat nieuwe  steden  sticht.  Meer  nog  de  steden

          Sidon, Byblos en Arvad hebben er behoefte  aan  om  veiliger  oorden  te

          vinden. Ze zullen immers op  den  duur  de  Assyriërs  zelf  binnen  hun

          poorten vinden. Alleen Tyrus weet ze tot op zekere hoogte  te  weerstaan.

          Het zal echter de stad teveel kracht kosten. Mogelijk zien de Tyriërs de

          bui aankomen, want omstreeks 800 wordt de nieuwe hoofdstad gesticht. Als

          traditionele stichtingsdatum geldt 814. Mogelijk was er  al  een  kleine

          nederzetting, die met de komst van een  grote  schare  emigranten  sterk

          uitgebreid werd.

          Een der oudste archeologische vondsten dateert uit de 7e eeuw,  namelijk

          een medaillon van goud, waarop de volgende inscriptie staat:

 

          "Aan Asjtarte, aan Pum'yaton,Idamelek, zoon van pd'h, aan Asjtarte,  aan

          Pum'yaton."

 

Asjtarte was de  Fenicische vruchtbaarheidsgodin. Idamelek was kennelijk de

vervaardiger of bezitter van het medaillon.

          De Fenicische tekens staan op blz 22a.

 

Er zijn zeer veel boeken verschenen over Carthago. Een van de oudere, maar wel vrij overzichtelijk en beknopt is: CARTHAGE M.Hours‑Miédan. Que sais‑je reeks. Presses Universitaires de

          France. Paris. 1949. Zeer beknopte vorm. Tamelijk verouderd.  Enige kaartjes. Eigenlijk meer een excerpt.

Meer recent is bijvoorbeeld een tijdschrift: 188.ARCHEOLOGIE MAGAZINE 2002

o.a:‑Carthago, Roald Doctor (Fascinerende zoektocht naar oudste sporen van Carthago, Lou Lichtenberg) De Bir Messaouda site.

 
          1.19.1. De verhalen over Elisja en Dido.
 
          Is het dezelfde prinses of zijn er twee in het spel. W Culican stelt  in
          zijn boek "The first merchant Venturers", dat in 666 pas (!)  de  koning
          Baäloe (Belus) uit Tyrus ontsnapte aan de Assyriërs (?)  met  zijn  twee
          dochters Dido en Anna. Het gestelde typeert de  enorme  verwarring  over
          Elisja. Elisja zou een prinses zijn, die  in  de  8e  eeuw  geleefd  zou
          hebben. Beide verhalen van Elisja en die van  Dido  zijn  mogelijk  door
          elkaar gehaald. Laten we echter beginnen bij het begin:
 
          ELISJA.
          Volgens een bericht van Justinus huwde Elisja  (een  zuster  van  koning
          Pum'yaton met Acherbas. Deze Acherbas was in Tyrus een  rijke  priester.
          Dit huwelijk had volgens de legende niet de  instemming  van  Pum'yaton,
          die Acherbas liet vermoorden. Hierop vlucht Elisja met een groep burgers
          naar Cyprus (omstreeks 826-820 zou dit gebeurd kunnen zijn). Ook een  aantal
          tempelprostitutiemeisjes worden meegenomen op hun  verdere  vlucht  naar
          het westen. Het hele gezelschap landt tenslotte op deplaats  in  Afrika,
          waar Carthago zal ontstaan (traditioneel 814). Met  de  inheemse  koning
          Hiarbas wordt het accoord gesloten, dat een stuk land  aangekocht  mocht
          worden, dat een veehuid kan omvatten. De veehuid wordt in  smalle  repen
          gesneden en achter elkaar gelegd, waardoor toch nog een aanzienlijk stuk
          land verworven kan worden. Er zit wel  wat  in  dit  onderdeel  van  het
          verhaal, want later komt in Carthago een burcht tot stand, die de  BYRSA
          genoemd wordt en dat betekent in het Fenicisch huid of vel.
          Het verhaal van Elisja is nog niet ten einde. De inheemse koning Hiarbas
          wil namelijk een huwelijk met Elisja. Om dat te vermijden offert  Elisja
          zich aan de goden, want ze wil  kost  wat  kost  haar  echtgenoot  trouw
          blijven. De Carthagers vereren haar later als godin.
 
          DIDO.
          De legende van Elisja is door de Romeinse schrijver Vergilius (70‑19) in
          zijn dichtwerk de "Aeneas" verwerkt, waarbij hij Elisja Dido  noemt.  Aeneas
          is een Trojaanse held, die na vele omzwervingen door  een  storm  op  de
          Afrikaanse beland. Daar ontmoet hij  koningin  Dido,  die  net  Carthago
          gesticht heeft. Ze worden verliefd op elkaar, maar Aeneas moet op  bevel
          van Zeus Carthago  verlaten  om  een  nieuw  vaderland  te  vinden,  dat
          tenslotte Latium zal worden. De arme Dido  kan  dat  niet  verwerken  en
          pleegt  zelfmoord.  Sindsdien  zou  er  tussen  Rome  en  Carthago   een
          onverzoenlijke haat zijn ontstaan.
          XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
 
             Zie Boek 222.GODEN EN HELDENSAGEN. naar het Duitsch van Ernst Hoffmann. Omgewerkt door Dr.J.S.Theisen, P.Noordhoff  1922  Groningen. Vooral van enig belang vanwege de passages over Aeneas.
Aeneas: Juno is de hoedster van Carthago - Dido, dochter van Sychaeus - Juno stuurt Iris om de schepen in brand te laten steken - Rutuliërs - het rijk der schimmen
 

                                             MUTTO
                                               |
                                  _____________|______________
                                 |                            |
                    Acherbas x Elisja                       Pygmalion
                  ondersteund door aristocratie   ondersteunt door het volk
 
 
Zie:
- L’impact de la présence phénicienne et la fondation de Carthage, M.Fantar, OLA 26, Brussel 1986
- Le rôle de Chypre dans la fondation de Carthage, C.Baurain, OLA 26, Brussel 1986
- Chypre et les premiers temps de Carthage, A.M.Bisi, OLA 26, Brussel 1986
 
 
188.ARCHEOLOGIE MAGAZINE 2002
o.a:   Carthago, Roald Doctor (Fascinerende zoektocht naar oudste sporen van Carthago, Lou Lichtenberg)
 
Tot zover in het kort de verhalen over Elisja?Dido.  Ondanks  de  vooral bij Dido Romeinse romantische versierselen  er  om  heen,  is  het  vrij aannemelijk, dat er een grote mate van historische waarheid in zit. Feit is, dat de Assyriërs reeds in de 8e eeuw het Tyrus en andere steden zeer lastig maakten, waardoor groepen  Feniciërs  het  overzee  gingen zoeken. Een dergelijke groep vluchtelingen of emigranten kan, mede  door interne strubbelingen best onder leiding van  een  Fenicische  prinses hebben gestaan. Dat de tocht via Cyprus ging past goed in het beeld. Ook vanuit Cyprus wilden wel groepen mensen weg, want  ook  dat  eiland  was
niet meer veilig voor de Assyriërs, terwijl bovendien de Grieken er zich gingen nestelen. Feit is ook, dat de Feniciërs het, als het even kon,  op  een  accoord met de inheemse bevolking gooiden. De overeenkomst d.m.v. de  dierenhuid wijst daarop in de legende. Het verhaal van Vergilius moet daarentegen met veel meer scepsis bekeken worden.
              Bij de stichting van Carthago waart nog de volgende legende voort.
              Er zou een eerste plaats zijn uitgekozen, waarbij echter de kop van
              een koe werd gevonden en dat was niet zo'n goed voorteken. De tweede
              uitgekozen plaats van vestiging had betere voortekenen, want daar
              werd een paardenkop gevonden. Op de munten van Carthago veel later
              zien we dan ook vaak een paardenkop afgebeeld staan, maar ook komt
              dat voor op diverse stèles, zoals onderstaande:catalogus LEEMANS
              CAa 3. Voor verklaring en vertaling zie onder 3.4.6. Deel Drie.
          1.19.2. Vestigingsvoordelen.
 
          Vlak bij het latere Carthago lag al de  eeuwenoude  stad  Utica  op  een
          landtong vlak bij de monding van de rivier Bagradas. Was het misschien
          een  voornamelijk  Sidonische  kolonie,  die  al  berstensvol   met
          vluchtelingen  uit  die  stad  zat?  De  vooral  uit  Tyrus   aangekomen
          nieuwkomers zochten mogelijk om deze redenen een nieuwe  plek  vlak  bij
          Utica. De verbrede landtong tussen het meer van Tunes  (toendertijd  nog
          meer een lagune) bood  daartoe  grote  mogelijkheden.  Het  schiereiland
          bezat vruchtbaar land en had een gezond klimaat.  Het  erachter  gelegen
          meer van Tunes was voortreffelijk viswater.
          Het schiereiland  was  met  het  vasteland  verbonden  door  een  smalle
          landengte, die in de loop van der tijden steeds breder geworden is. Deze
          landengte  was  gemakkelijk  af  te  sluiten  en  eventueel   ook   vrij
          gemakkelijk tegen invallen te verdedigen.
          In het begin functioneerde de lagune  alleen  als  ankerplaats  voor  de
          schepen. Pas later worden de havens gegraven. Nog een vestigingsvoordeel
          op deze plaats was het voorkomen van een  aantal  vrij  steile  heuvels,
          waarop enige versterkingen gebouwd  konden  worden.  Een  betere  plaats
          hadden de eerste Carthagers nauwelijks kunnen kiezen.
 
          1.19.3. Het begin van Carthago.
 
          Het begin was tamelijk bescheiden,  maar  het  was  toch  meer  dan  een
          simpele pleisterplaats. Met betrekkelijk  weinig  inspanning  konden  de
          Feniciërs een voor hen doen groot gebied beheersen. Meestal  waren  ze
          aangewezen op een kleine kaap, maar nu kwam een geheel schiereiland  ter
          beschikking.
          Niettemin  blijft  Utica  in  deze  streek  de  voornaamste   stad   der
          Feniciërs totdat Qart Hadasjt zo dicht bevolkt is, dat  ze  die  titel
          ook werkelijk gaat verdienen. Dat zal nog minstens een eeuw gaan duren.
          Voorlopig blijft het een snelgroeiende  uitwijkplaats  voor  de  in  het
          oosten in het nauw gebrachte  Feniciërs.  Met  de  inheemse  bevolking
          werden contacten gelegd. Waarschijnlijk waren dit  Ibero‑Maurusiërs*  en
          Maxitanen.
                Herodotos:IV, 191:
                  De inheemse bevolking bestaat o.a.uit de stam van de Maxitanen (Maxyes),
                  waarover koning Hiarbas of Jarbas regeert. Het is een van de
                  vele Libysche stammen, die door de Egyptenaren LEBU worden ge‑
                  noemd. In het Hebreeuws worden ze LEBAHIM of LUBBIM genoemd.
                 Andere stammen in de buurt zijn volgens Herodotos: Gyzanten of Zauèken.
 
          Zie Boek 87.PHOENIX 28,2                
          Bulletin uitgegeven door het Vooraziatisch‑Egyptisch Genootschap EX ORIENTE LUX Leiden 1982. Van belang o.a.:
          ‑ Phoenicisch Karthago: de handelshaven en de tofet, L.E.Stager
kannibalisme komt overal voor, 8 fasen van urnen-niveau's, 120 graden hoek van de handelhaven 300-150m, pakhuizen zijn 20 x 4 meter.
 
          Zie Boek 124.PHOENIX 41,1                                                   
Ex Oriente Lux, Leiden, 1995. met o.a.:Karthago: de Phoenicische stad onder het Romeinse
Carthago, R.Doctor. Van belang omdat op het kruispunt Decumanus en Cardo X de gehele nederzettingsgeschiedenis van die specifieke plek kon worden teruggevonden.
- Karthago 3000 graven gevonden maar wenig gepubliceerd. En Ennabli dan? Veel materiaal in de musea. UNESCO Univ.Hamburg. Kwartier Magon. beschrijving huizen  1 en 3 door de eeuwen heen aan de Decumanus maximus. Barricade.
 
          Zie Boek 145.CARTHAGE. B.H.Warmington, 1960. Pelican Books, 1964.
Noordafrika is eigenlijk een eiland. Nog veel archeologische leemten. Tussen 281 en 262 wijdt een priester van Baal te Babylon (Berossos) een geschrift over Babyblon aan Antiochus I van Syria. Negatief bewijs van het NIET voorkomen van Fenicische voorwerpen is hoogst onbevredigend. Conservatieve Feniciërs emigreren naar Carthago, omdat daar de Griekse invloed minder is. vlg Dio Chrystotom verandert Hanno de Carthagers van Tyriërs in Afrikaners. Plato vreest, dat tussen 355-345 de Griekse taal verdrongen zal worden door het Oskisch of het Punisch. Carthagers hebben een gemengde constitutie met monarchale, aristocratische en democratische elementen. Er zijn hoogstens 100.000 pure Feniciërs. Archidamus van Sparta, Alexander van Epirus, Cleonymus van Sparta komen Grieken helpen tegen Lucaniërs en Bruttiërs. P.Scipio Nasica: wil niet tegen Carthago optreden, omdat Rome zijn interne kracht zal behouden, zolang de potentiële vijand bestaat, vooral nu er al signalen waren van degeneratie in de Romeinse samenleving. Sallustius: de verwoesting van Carthago zette de sluizen open voor een stroom van immoraliteit te Rome
 
          146.CARTHAGE AND THE CARTHAGINIANS.
          R.Bosworth Smith, M.A., Longmans, Green and Co, New York &  Bombay, 1897. Ziet de Feniciërs dwalen van Malabar tot in de Baltische zee - slavenhandelaren - Dido komt van David+Jedidiah (geliefde) - diverse overleveringen - Cicero: Carthago zou nooit haar voorname positie gedurende 600 jaren hebben kunnen behouden, als zij niet bestuurd zou zijn met wijsheid en staatsmanschap - Fenicische religie: vergoddelijking van de krachten van de natuur - Bosworth: uiteindelijk is het maar goed, dat Rome er was, want dat wereldrijk heeft meer voor de mensheid gedaan, dan wat Carthago had kunnen bereiken. Cadiz = Kaddir = fort, Carmona = Cherem = vruchtbaar veld, Carteia = Kirjathaim = de 2 stelen, Murviedro = Muri-veteres, Arpi = Argyrippa. Werkbezoek in april 1887 aan Carthago

 
                                                                                     800