donderdag 11 december 2014

81.Kolonisatie streek van de Syrten


          2.6.4.  De streek van de Syrten.

 

          Voor de scheepvaart is deze Libysche kust in de oudheid erg  gevaarlijk.

          Er komen verhoudingsgewijs vele stormen voor en de kust loopt zeer  vaag

          over in de zee met zijn vele zandbanken en ondiepten.  Berucht  zijn  de

          hoge vloedstromen (tot 2 meter) voor de Middellandse  zee.  Vooral  rond

          het eiland Djerba komen ze veelvuldig voor.

          Toch stichten de zeevaartkundige Feniciërs  ook  hier  nederzettingen.

          Het later zo genoemde Leptis Magna is een van hun eerste nederzettingen.

          Men onderscheidt de grote en de kleine Syrte. De kleine Syrte  ligt  bij

          Djerba en de  grote  Syrte  strekt  zich  uit  tussen  kaap  Misrata  en Cyrenaïca.

          In de Syrtes liggen een aantal eilanden(groepen). Allereerst is  er  het

          grote eiland Djerba, dat in de oudheid Meninx genoemd werd en dat  dicht

          bij het vasteland ligt. Ook het kleine eiland Keneïs ligt dicht onder de

          kust ter hoogte van Macomades in het land  der  Maxyers.  Wat  hoger  ten

          oosten van Sfax ligt de eilandengroep Cercina ofwel Kerkenna.

          De kuststrook van de grpte Syrte, waarin  redelijkerwijs  nederzettingen  opgericht 

          kunnen worden is vrij smal. Daarachter begint de oneindige Sahara. Toch is  het

          in die tijd duidelijk minder extreem droog. In  het  meer  van  Cephalès

          worden dan nog krokodillen aangetroffen. Heuvels langs de rivier  Kinyps

          zijn  nog  bebost.  Daarom  vinden  we  aan   deze   (tegenwooridig   zo

          ongastvrije) kust toch nog een aantal Fenicische nederzettingen.

          Zo beweert een latere Byzantijnse schrijver, dat Acholla ten zuiden  van

          Mahdia gesticht werd door de Feniciërs van Malta.  Er  ligt  overigens

          een merkwaardige  etymologische  overeenkomst  met  Agylla  in  Etrurië.

          Silius Italicus heeft  het  over  de  plaats  Oea  (Tripolis),  dat  een

          gemengde bevolking had van Sicilianen en Afrikanen.  Ittobaäl  van  Tyrus

          sticht in het begin van de negende eeuw Auza op de Libysche  kust,  maar

          waar dat precies ligt is onbekend. Een plek in het binnenland van Numidia

          schijnt in aanmerking te kunnen komen.

          Sabratha wordt een belangrijke karavaanstad. Van hieruit  vertrekken  de

          karavanen naar het zuiden dwars door  de  woestijn  naar  Guinee  en  de

          Soedan.

          XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX

 

          Zie o.a:P Cintas "La sanctuaire punique à Sousse" in Revue Africaine

                  1948, XC 1947 pag 1‑80.

          Aan de uiterste zuidpunt van de Grote Syrte bevinden  zich  in  die  tijd

          enige stenen zuilen, waaraan een prachtige legende verbonden is.  Om  de

          invloedssfeer tussen Carthago en Cyrene in de streek van  de  Syrten  te

          bepalen, werd overeengekomen  een  wedstrijd  te  houden.  Vanuit  beide

          steden zou een aantal hardlopers vertrekken en daar waar men elkaar  aan

          de kust zou tegenkomen, zou ook de grens komen te liggen. De twee broers

          Philènes uit Carthago doen geweldig hun best, ofwel gebruiken een  list.

          In ieder geval komen ze hun tegenstanders  pas  tegen  in  het  uiterste

          zuiden van de Grote Syrte. De Grieken hebben dus niet veel terrein  voor

          hun  stad  gewonnen  en  mogelijk  om  hun  wanprestatie  te  verbergen,

          beschuldigen ze de broers Philènes van bedrog  en  nemen  hen  gevangen.

          Daarna stellen ze hen voor de keuze, of levend begraven  te  worden,  of

          een eind terug te gaan naar het westen. De broers Philènes  kiezen  voor

          de dood en sindsdien zouden er op die plaats de twee pilaren staan,  die

          de invloedssfeer van Grieken en Feniciërs in Noord‑Afrika afbakenen.

          Macoma(des) betekent bij de  Feniciërs  eigenlijk  nieuwe  plaats.  We

          komen de naam dan ook nog al eens tegen. Leptis wordt ook wel  Lebda  of

          Neapolis genoemd en ligt aan de legendarische rivier de Kinyps, waar  de

          Grieken vergeefs probeerden een kolonie te stichten.

          Het achterland wordt  bij  de  Grote  Syrte  beheerst  en  bewoond  door

          nomaden, die in de winter aan de kust verschijnen en in de  zomer  zich

          terugtrekken in  de  vele  oases,  zoals  die  van  Augila  om  daar  de

          dadeloogst af te wachten. Het zullen  waarschijnlijk  vooral  gaetuliërs

          geweest zijn, die hier geleefd hebben.

Zie: Les Phéniciens de l’occident d’après les découvertes archéologiques de Tripolitanie,

       A.di Vita (WARD).

T R I P O L I T A N I E


Van belang zijnde lokaties: SABRATHA, Lamaïa, Zawaïa, Zanzur, Gheran, Garagaresh, Gurgi, OEA, Tarhuna, LEPCIS MAGNA, Misurata.

 

60.5 La civilisation Phénicienne V.Krings  E.J.Brill,Leiden,
     et punique: Manuel de                 1995
     recherche; Handbook of  oriental Studies.

 

De Lybische steden aan de grote Syrtis.

Archeologisch onderzoek

1
Frederico Halbherr
Gaetano De Sanctis
1910
Pentapolis
2
Salvatore Aurigemma Francesco Beguinot
1911
Christelijke necropool te Ain Zana bij Tripoli
3
Lucio Marrano
1913/4
Beeld Aphrodite in tempel Apollo te Cyrene + Artemis van Ephesus in sacellum van amfitheater te Leptis + 4 mozaieken in villa Zliten + neopunische necropool te Forte della Vite te Tripoli
4
Pietro Romanelli
1919
Tripoli + graf Aelia Arisuth
5
Renato Bartoccini
1923
Lepicis, Sabratha, Cyrene, Ptolemais
6
Giacomo Guidi
1928
Restauratie voorkant theater
7
Giacomo Caputo
Gennaro Pesce
1936
1943
Verzameling uit heel Libya te Sabratha
8
D.E.L Haynes,J.B. Ward-Perkins, R.Goodchild
 
 
9
E.Vergara-Caffanelli
1952-61
Luchtfotografie
10
A de Vita
1962-65
Ontdekking Euhesperides bij Benghasi
11
D.Baramki
Taha Bakir
1966
Villa Siliu

 
 
          Overigens hebben de Feniciërs vooral de  Kleine  Syrte  geëxploiteerd.
          Het gebied van de Grote Syrte was voor hen slechts van marginaal belang.
          Pas in de vijfde eeuw wordt dit gebied Carthaags (Thucid.VII,50,2). De
          Punische invloed blijft daarna echter nog lang voelbaar tot in de begintijd van de
          Arabieren toe.
 
          De gehele noordkust van Afrika vanaf  de  zuilen  van  Melkart  tot  aan
          Cyrene is op een geven moment  in  handen  van  de  Feniciërs  met  de
          duidelijke concentratiepunten bij Carthago/Utica,  Tingis/Abyla  en  bij
          het eiland Djerba (Meninx).
          Hierbij laat het ondernemende Oosterse  volk  het  niet.  Ook  de  grote
          Middellandse zee-eilanden hebben hun belangstelling. Zoals  reeds  eerder
          uiteengezet bevindt ook Sicilië zich in hun  invloedssfeer.  Het  andere
          grote eiland van de westelijke  Middellandse  zee  is  Sardinië  en  dat
          krijgt een nog nadrukkelijker stempel.
          ......................................................................
 

 

80.Kolonisatie kust van Zeugitanië


          2.6.3.  De kust van Zeugitanië.

 

          Hiermee wordt bedoeld de kust, waaraan Utica en Carthago liggen. Het  is

          een erg gelede kust en was duidelijk anders van vorm dan  nu  het  geval

          is. Door aanslibbing zijn veel baaien land geworden. In de vroegere tijd

          stond het  meer  van  Tunis  ook  nog  in  verbinding  met  de  zee.  De

          voornaamste rivier de Bagradas (Medjerda) mondde veel zuidelijker uit in

          de golf van Carthago. In de oudheid is deze kust een uitermate geschikte

          kust voor de Feniciërs om er nederzettingen te stichten. In baaien  en

          meren kunnen ze hun schepen kwijt, terwijl op  kapen  en  landtongen  de

          relatief gemakkelijk te verdedigen plaatsen gebouwd kunnen worden.  Geen

          wonder, dat we hier de twee grootste Fenicische steden  op  de  Noord‑

          Afrikaanse kust vinden.

          Zie:P Cintas, "Fouilles à Utique" in Karthago II 1951; V 1954.

                               "Deux campagnes de fouilles à Utique" in Karthago V

                               1954, pag 1‑88.

                              "Nouvelles recherches à Utique" in Karthago V 1954,

                               pag 89‑154.

 

Cintas in Utica.

Hoofdstuk 1.De problemen.

-         de overleveringen: is het wel 1101 v.C als stichting?

-         de geografische omstandigheden: de verlanding.Fr.Reyniers onderzoekt de aanslibbing in 1951. Twijfel over het eilandje van S.Gsell.

-         de archeologische gegevens en het gebruik van luchtfoto’s.

Hoofdstuk 2.De nieuwe opgravingen.

-         de loop van het grondwater

-         de oude kustlijn

-         de noordelijke necropool

-         hoe de deksels op de sarcofagen werden neergelaten

-         het Punische 5e eeuwse Utica

-         enige chronologie:

eind 7e eeuw: begin Carthaagse invloed

6e eeuw: de grootste ontplooiing

5e eeuw: teruggang

4e eeuw: Renaissance in de zin van Hellenisering

Hoofdstuk 3.De 1e campagne.

-         de oostelijke necropool

-         de scarabee van de krijger

-         graven uit de 4e eeuw

-         het tablet van de ambachtsman

-         graven uit misschien 8e maar zeker uit 7e eeuw

-         classificatieproblemen keramiek

-         keramiek uit 8e eeuw

Hoofdstuk 4.De 2e campagne.

-         necropool van de ‘berge’

-         graven uit de 5e eeuw

-         messen en scheermessen

-         graven uit de 6e eeuw

-         de ring met Baal

-         Griekse keramiek

-         Graven uit de 7e eeuw

-         Graven uit de 8e eeuw

Bijlagen met veel kaarten, foto’s.

 
          Vanaf het jaar 700 wordt Carthago een belangrijke  stad.  uit  die  tijd
          treffen we ook steeds meer  archeologische  vondsten.  Zo  langzamerhand
          moet Utica de eerste plaats gaan afstaan in dit gebied.