dinsdag 18 augustus 2015

145.bijlagen Twee A

Bevolkingsinschattingen.
Hoe bepaal je de omvang van dorpen en steden in de oudheid? Dit kan gebaseerd zijn op de bevolkingsdichtheid (aan de hand van getraceerde woningen, gebouwen) en daarnaast spelen de natuurlijke beschikbare bronnen een rol. J.R.Zorn neemt een voorbeeld Tell en-Nasbeh om dit nader uit te werken. Hij komt tot de volgende normen:
Gemiddeld 361 personen per hectare en 5.34 personen per huishouden.
Natuurlijke bronnen: 2-3 liter per dag per persoon, 200 kg tarwe per persoon per jaar. Gemiddelde oppervlakte per huis=36,5 m2. Dat is 8,1 m2 per persoon.

59.1.  Bulletin of the American Schools of Oriental Research
       nr.295:Estimating the population size of ancient
       settlements.        J.R.Zorn         Dep. of Near  Eastern Studies Univ.of Calif.

           De versterking van de Fenicische krachten vindt vooral plaats halver‑
          wege het traject Fenicië en Iberië, nl. te Sardinië, Sicilië en de
          Libysche kusten. Ook in Iberië en Mauretanië winnen de Puniërs terrein,
          zij het minder spectaculair als in het middengedeelte van de Middelland‑
          se zee. Met de ontwikkeling van Carthago krijgen de Feniciërs van het
          westen een fikse steun, waarop steeds meer wordt teruggevallen. Deze
          periode van onafhankelijkheid duurt zo'n 2 1/2 eeuw, waarna Carthago
          definitief de leiding neemt in de strijd tegen de opdringende Grieken.
          Waren de 7 tot 8 eeuwen tamelijk vreedzaam voor de Feniciërs in dit deel
          van de wereld verlopen sinds hun aankomst in de 12e eeuw; de eeuwen na
          400 zullen een aaneenschakeling zijn van verdedigingsoorlogen tegen de
          Grieken en Romeinen. Slechts zelden is duidelijk aanwijsbaar, dat de
          Feniciërs op het agressieve pad zijn. Carthago heeft zich daar een
          enkele keer ook aan bezondigd, maar dat waren strikte uitzonderingen. De
          echte agressors van de oudheid zijn echter de Grieken en Romeinen.

          Demografie.
          ‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑-----
          Met hoevelen waren de Feniciërs eigenlijk in het westelijke deel van
          de Middellandse zee verzeild geraakt en hoe was de verdeling per land?
          In de eerste eeuwen zijn het er heel weinig geweest. Er kwamen er pas
          beduidend meer omstreeks 800. Een andere immigratiegolf trad op na 600.
 De mening van:
J.Beloch had het al berekend in de 19e eeuw na Chr.  In de tijd voor onze jaartelling praten we over maar een fractie van de huidige bevolking op aarde. Bij de dood van Augustus zouden er misschien 54.000.000 mensen geleefd kunnen hebben in het gehele Romeinse rijk. Op elke km2 zou dat gemiddeld betekent hebben, dat er 16 mensen aanwezig waren.  Tegenwoordig is er sprake van wel het tienvoudige op zijn minst. Alleen het land Italië heeft nu al het inwonertal, dat het gehele Romeinse rijk t.t.v. Augustus had.

In de tijd van het begin van Carthago (ca.800 v.C) moet de bevolking in het westelijke deel van de Middellandse zee nog veel minder in aantal zijn geweest. De Feniciërs, die in het westelijk deel van de Middellandse zee aankwamen vonden vrijwel lege landen, waarin het gemakkelijk was om steunpunten te ontwikkelen.

Kijken we speciaal naar de (ex-) ‘Carthaagse’ landen uit de tijd van Augustus:
Carthaagse Africa 3-4.000.000
Sardinië                    3-400.000
Baetica                          80.000
Lusitania                      130.000
Tarraconensis               80.000 (een klein deel)
Sicilia                            40.000 (alleen westpunt)
========================
Totaal                    4-4.800.000, waarvan veel minder dan de helft Carthaags,                         
                                                    Punisch, of een nazaat van de Feniciërs was.

1.1.Die Bevölkerung     J.Beloch             Leipzig 1886
      der Griechisch‑                                  Verlag von Duncker &
      Römischen Welt                                 Humblot

          METHODE A. De maritieme manier.
          De oorlogshaven van Carthago bood omstreeks het jaar 300 plaats aan *
          ongeveer 200 oorlogsschepen. Dat waren in meerderheid toen nog triremen,
          waarop per schip ongeveer 200 personen voeren. Aangezien er vanuit
          gegaan mag worden, dat Carthago zijn vloot grotendeels met eigen volk
          bemande (dus Feniciërs/Carthagers), dan zouden zij bij een maximale
          ontplooiing 40.000 mensen nodig gehad hebben om de vloot te bemannen.
          Wanneer Himilco in 398 in grote haast Motya te hulp wil komen, dan kan
          hij slechts beschikken over 100 schepen. Dat moet alleen de vloot van
          Carthago in ruste geweest zijn. Een jaar later, wanneer de bondgenoten
          hun schepen hebben bijgedragen en de Carthaagse vloot op sterkte is
          gebracht, dan zijn het er maximaal 300! Voor zo'n vloot is een bemanning
          van 60.000 personen nodig. Verder zijn er minstens 100 kustplaatsen
          traceerbaar, waarvan met grote waarschijnlijkheid gesteld kan worden,
          dat zij in Fenicisch/Carthaagse handen waren. Deze kustplaatsen moeten
          ieder voor zich één of enkele koopvaardijschepen gehad hebben. Samen met
          de koopvaardijvloot van Carthago zelf kan er vanuit gegaan worden, dat
          er minimaal 1000 vrachtschepen waren, temeer daar in overleveringen
          gerept wordt over transportvloten van vele honderden schepen en een
          enkele maal zelfs over 1500 transportschepen. De transportvloot van
          Carthago bij minimaal 1000 schepen heeft nog eens 60.000 schepelingen
          nodig. Dat geeft voor oorlogsvloot en transportvloot samen een getal van
          110.000 schepelingen. Dat is echter het geval bij mobilisatie van met
          name de oorlogsvloot. Normaal is een deel van de bemanning van de
          oorlogsvloot gewoon aan de wal werkzaam en wel in diverse vormen van
          nijverheid en ambacht. Anderzijds bleef zelfs bij een maximale
          mobilisatie van de vloot toch altijd genoeg mannelijke bevolking
          aanwezig in de steden en havens. Dat alles geeft een inschatting van de
          mannelijke bevolking boven de kinderleeftijd in de Fenicische en
          Carthaagse kustplaatsen op ca.330.000 mensen. Samen met de vrouwen en
          kinderen geeft dat een totale bevolking van ca.1.000.000 mensen. Dat is
          een orde van grootte, hetgeen wil zeggen, dat het niet waarschijnlijk is,
          dat er bijvoorbeeld 2 miljoen mensen waren of slechts een half miljoen.
          Voor alle duidelijkheid: we hebben het hier over alleen de kustplaatsen
          en niet over de bewoning in het binnenland.
          METHODE B.Een nederzettingenoverzicht.
          Een andere methode om een indicatie te krijgen van het inwonertal is het
          volgende:

          tabel. Aanwezigheid van Fenicisch/Carthaagse nederzettingen
               (alleen de zeker aangetoonde nederzettingen omstreeks jaar 300)

          land *    aantal kleine aantal grote binnenland zeer grote
                     kustplaatsen  steden       steden     stad
          ===========================================================
          Mauretanië          12       ‑         ‑          ‑
          Numidië             18       ‑         ‑          ‑
          Zeugitanië           6       3        15          1
          Byzacium            15       2        15          ‑
          Tripolitanië        14       1         ‑          ‑
          Spanje              10       1         ‑          ‑
          Baleares             4       ‑         ‑          ‑
          Sardinië             5       1         5          ‑
          Corsica              1       ‑         ‑          ‑
          Sicilië              7       2         ‑          ‑
          overige eilanden     6       ‑         ‑          ‑
          ===========================================================
          totaal              98      10        35          1

          De kleine kustplaatsen zullen over het algemeen niet meer dan dorpen
          geweest zijn van niet meer dan 5000 inwoners. Dat geldt ook voor de in
          het binnenland gelegen 'steden'. De wat grotere steden zullen gemiddeld
          zo'n 20.000 inwoners gehad kunnen hebben, hoewel Utica en Panormus in
          ieder geval op 30.000 tot 40.000 worden ingeschat.
          Dat maakt de volgende bevolkingsverdeling van de Feniciërs/Carthagers
          waarschijnlijk:

          tabel. Bevolkingsverdeling Feniciërs en Carthagers omstreeks 300 over
                 de landen van de westelijke Middellandse zee.

          land       bevolkingsaantal  land    bevolkingsaantal
          ‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
          Mauretanië      60.000       Baleares      20.000
          Numidië         90.000       Sardinië      70.000
          Zeugitanië     390.000**     Corsica        5.000
          Byzacium       215.000       Sicilië       75.000
          Tripolitanië   105.000       Overig        25.000
          Spanje          70.000
          ‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
          Totaal         930.000       Totaal       195.000
          Generaal Totaal:       1.125.000 inwoners

          
         

144.Besluit Twee A

          BESLUIT DEEL TWEE A

          Gedurende negen eeuwen hebben de Feniciërs hun stempel gedrukt op de
          landen en volken van een groot deel van de Middellandse zee. Voor
          archeologen, die naarstig naar resten van de Punische en Fenicische
          beschaving zoeken en nog minder voor toeristen, die een prachtige
          Punische tempel willen bewonderen, komt het als een nauwelijks te
          bevatten zaak over. Want voor resten van deze beschaving moet niet
          gezocht worden naar bouwwerken. Zo die er al waren, dan hebben de
          Romeinen die wel vernietigd. De beschaving van de Feniciërs en hun
          westerse loot de Puniërs moet vooral gezocht worden in de overdracht van
          het schrift en in het economisch openbreken van de toenmaals
          onderontwikkelde Middellandse zeekust. Eeuwenlang waren de Feniciërs
          van 1200 tot 800 als een eenoog koning in het land der blinden.
          Verstoken  van elke vorm van reële concurrentie konden zij in een groot
          deel van de Middellandse zee opereren als de Portugezen en Spanjaarden
          het meer dan 2000 jaar later zouden doen over de gehele wereld. Zij
          waren overal in de toenmaals bekende wereld en dat was de wereld van de
          Middellandse zee en het Midden‑Oosten.
          Overal boden zij hun snuisterijen aan aan de inheemse bevolking, zoals
          later de Nederlanders en Engelsen met kralen en spiegeltjes de inheemsen
          van Afrika bezochten om er wel waardevolle produkten als retourvracht
          van terug mee te nemen. De Feniciërs namen als retourvracht vooral
          koper en tin mee. Dat was nodig voor de vervaardiging van brons in het
          moederland Fenicië. Van lieverlee ging men over to ook transitohandel.
          Men vervoerde elk produkt van land tot land, zolang dat vervoer maar winst maakte.
          In deze eerste eeuwen blijft Fenicië het belangrijkste anker voor de
          Fenicische zeevaarder en/of kolonist. De Feniciërs in het westen
          leven in hun schepen, of op de kliffen, of op kleine stukjes gepachte
          grond van de inheemse vorsten. Het zijn hoogstens factorijen, die
          gesticht worden. Een stad van en voor de Feniciërs in het westen is
          een uitzondering. Alleen Utica, Gadir en Lixos kunnen echte grote steden
          genoemd worden.
          De Zeekanaanieten trekken als zigeuners over de Middellandse zee en
          blijven slechts daar waar goede zaken te doen zijn met de sedentaire
          bevolking. Na verloop van tijd gaat men vaste plaatsen in gebruik nemen
          en ook vaste routes. Hun schepen zijn klein en meestal vaart men langs
          de kusten. Tegen de avond trekt men het schip op een veilige plaats op
          het strand, overnacht en gaat de volgende dag verder naar de
          dichtstbijzijnde factorij.
          In dit beeld komt verandering, als de eigen thuishavens in het
          moederland bedreigd worden met daadwerkelijke onderwerping. Pas dan gaan
          grotere groepen Feniciërs zich blijvend vestigen in het veiliger
          westelijke deel van de Middellandse zee. Carthago is daarvan het grote voorbeeld.