donderdag 24 december 2015

152.De zeeslag bij Mylae.

4.2.4.    De zeeslag bij Mylae.

De nieuwe tactiek van de Romeinen met hun enterbruggen werd voor het eerst in de zeeslag bij Mylae toegepast. Onder de leiding van de consul Duilius vallen 145 Romeinse schepen vanuit Messana bij Mylae een Carthaagse vloot van 130 schepen aan. De verrassing met de enterbruggen is compleet en dat is toch verwonderlijk, want hadden de Carthagers niet kort daarvoor 17 Romeinse schepen te Lipari buitgemaakt? Men had toch dan gewaarschuwd moeten zijn, ofwel de enterbruggen waren bij deze 17 schepen nog niet gemonteerd.
De Carthagers verliezen ca.50 schepen en ook het vlaggeschip van Hannibal met 7 dekken viel in handen van de Romeinen. Dit schip had aan koning Pyrrhus toebehoord en werd door de Carthagers een vijftiental jaren eerder veroverd.
De Carthagers hebben de vijand schromelijk onderschat. Zelfs de gebruikelijke afleidingsmanoevres werden niet uitgevoerd. Een andere oorzaak van de nederlaag was de samenstelling van het personeel op de Romeinse schepen. Normaal was bij de Griekse en Carthaagse schepen, dat de zeesoldaten een zeer beperkte minderheid (5‑10%) vormden. Bij de Romeinen loopt dat percentage op naar 25‑30%!. Zodra er dus een gevecht aan dek uitbrak, waren de Romeinen qua slagkracht sterk in de meerderheid.
In de toekomst zullen de Carthagers zich niet meer zo laten verrassen.

Op land zijn de Romeinen begonnen aan een zeven maanden durende belegering van Myttistratum. Hamilcar belegert Segesta en slaat een ontzettingspoging van C.Caecilius resoluut af. Duilius lukt dit wel met zijn troepen, die hij in Messana heeft afgezet. Hij verovert bovendien Callagirone in het zuidoosten van Sicilië.
Hamilcar is ondertussen in Panormus en hij hoort daar, dat er een meningsverschil is tussen de Romeinen en hun bondgenoten over de verdeling van de buit. De Romeinse bondgenoten hebben zelfs een eigen kamp ingericht tussen Therma en Paropus. Dat geeft Hamilcar de gelegenheid voor onverwachte aanval en hij stelt met zijn leger 4000 man buiten gevecht.


151.Het begin van de zeeoorlog.

4.2.3.    Het begin van de zeeoorlog.

Gedurende de 24 jaren lange oorlog wisselen de kansen erg. Nu eens wonnen de Romeinen een beslissend lijkende zeeslag, dan weer vernietigden de Carthagers of stormen hele Romeinse vloten. Wat dominerend in deze zeeoorlog was, was niet zozeer de strijd in de zeeslagen, maar wel de voldoende aanvoer van expeditietroepen en voldoende bevoorrading naar de bedreigde zeevestingen op Sicilië. Ook blokkades van vijandelijke havens komen vrij vaak voor, terwijl de Carthagers vooral grepen naar het wapen van plundering der vijandelijke kusten. Vooral daar waren zij succesvol in. Lange tijd lagen de handel en de scheepvaart stil langs de Italische kusten. Anderzijds moesten de Carthagers voortdurend in de weer zijn om door blokkades van Romeinse schepen heen te glippen, teneinde de overgebleven steunpunten op Sicilië nog te kunnen bereiken. Niettemin is het toch uiteindelijk een zeeslag geweest tussen een transportvloot en een blokkadevloot, die het einde van de oorlog inluidde. Door de vele en kleinere gevechten zouden de Carthagers bijna geen schepen meer over houden.
Toch zijn de Carthagers lange tijd in de zeeoorlog succesvol geweest en zeker in het begin. In de eerste jaren is er ook nog nauwelijks een Romeinse vloot, die weerstand kan bieden aan de Carthaagse eskaders. Van 264 tot 261 beheersen de Carthagers zelfs de Italische kusten en ontregelen een goed deel van de Romeinse economie.
Uiteindelijk zien de Romeinen in, dat ze deze oorlog alleen kunnen winnen, als ze zelf een vloot hebben. Geholpen door de stranding van een groot Carthaags schip op de Italische kust (fabeltje?), begon men op grond van dat model aan de opbouw van een vloot, die in eerste instantie 200 schepen zou gaan tellen. De Carthagers zouden echter de betere zeevaarders blijven en zouden ook veel beter kunnen blijven manoevreren. Om dat zeer waarschijnlijke voordeel teniet te doen, installeerden de Romeinen de "Corvus" op hun schepen. Dat was een soort loopplank met een zware ijzeren pin eronder, die, wanneer de loopbrug werd neergelaten, in het vijandelijke schip bleef steken. Met het construeren van de enterbruggen verwordt het zeegevecht met schepen een landgevecht op schepen. De Romeinen met hun legioenervaring zijn in het landgevecht de beste en zullen ook een aantal zeeslagen op de "Corvus" manier gaan winnen.

In de eerste jaren van de zeeoorlog komt het nauwelijks tot wat grotere gevechten. Pas in 261 komt er actie op grotere schaal. De Carthagers maken met 20 schepen een Romeins eskader van 17 oorlogsschepen buit te Lipara. Het succes van Lipara moet op naam van de Gerusiast Boodes geschreven worden. Even later ontmoet de Carthaagse admiraal Hannibal een veel grotere Romeinse vloot, voert een onbezonnen aanvalsmanoevre uit, verliest veel schepen, maar weet toch aan de vijand te ontkomen door puur alleen de snelheid van zijn schepen.

XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX

Zie ook: boek 56 'Oorlogvoering in de klassieke wereld' van John Warry, Helmond 1981
Map 53.7                The Punic Wars Nigel Bagnall           Hutchinson, import: Nilson ISBN 0 09 174421 0
PUNIC WARS Proceedings of the Conference held in Antwerp from the 23th to the 26th of November 1988 in cooperation with the Department of History of the 'Universiteit Antwerpen' (U.F.S.I.A.) Edited by H Devijver and E Lipinski Uitgeverij Peeters Leuven 1989 ORIENTALIA LOVANIENSIA ANALECTA 33


                GEGEVENS MYLAE
                                    Carthagers Romeinen
                ‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
                sterkte begin       130        145 w.v.100 penteren
                verliezen             ‑50        ‑?
                buit gemaakt        +?         +31
                sterkte eind         80        176 (maximaal)
                ‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑

                De Carthagers verliezen in de eerste aanval 30 schepen
                en in een tweede aanval nog eens 20 schepen. Van deze
                50 schepen worden en 13 à 14 tot zinken gebracht en
                maken er 31 buit. Waar die andere 5 à 6 schepen dan ge‑
                bleven zijn, is onduidelijk..
                Des te opmerkelijker is het, dat de Romeinse admiraal
                Duilius zijn opmars over het land voortzet.



150.De eerste Romeinse veldtocht op Sicilië.

4.2.2.    De eerste Romeinse veldtocht op Sicilië.

De Romeinse troepen in Messana worden op den duur versterkt met nog eens vier legioenen. Bij nacht gelukt de oversteek naar Messana over de zeestraat, die nu moeilijker door de Carthagers bewaakt kan worden. Zij waren immers de haven van Messana als basis kwijt en opereren vanuit Peloris.
De Romeinen proberen dus de oversteek naar Sicilië te maken. Een eerste poging mislukt, want de Carthaagse vloot is attent en onderschept de Romeinse troepenmacht. Het is nog steeds niet echt oorlog, want de Romeinen worden netjes aan de Italische kant op de wal gezet. De schepen worden nota bene ook nog teruggegeven. De Carthagers doen er werkelijk alles aan om niet opnieuw in een oorlog gestort te worden.
Een van de volgende heimelijke oversteken lukt echter wel.
Inmiddels belegeren de Syracusers de zuidkant van Messana en de Carthagers de noordzijde van de stad vanuit Syneis. De Romeinen trachten uit te breken. Wanneer ze sterk genoeg zijn geworden dan moeten de Syracusers tenslotte wijken en kunnen de Carthagers hun posities in het noorden ook niet meer houden en het beleg wordt opgeheven.
Appius Claudius richt zich nu met enige legioenen tegen Syracuse, maar voor zij die stad bereiken, worden zij beslissend tegengehouden. Ook hun belegering van Echetla moet worden afgebroken. Er rest de Romeinen niet veel anders dan snel terug te keren naar hun bruggehoofd Messana.

Dat wordt anders, wanneer het volgend jaar (263) Syracuse de zijde van Rome kiest. Dan komt de Romeinse stormram pas goed op gang en de Carthagers komen steeds meer alleen te staan op het eiland in hun strijd tegen de aggressor in deze oorlog. Segesta en Halikyai plegen in de Carthaagse epicratie als eerste verraad. Overigens verschijnen pas in dit tweede jaar van de oorlog zien we ook grotere Carthaagse legers op Sicilië. Een leger gaat o.l.v.Hannibal (zoon van Gersacon of Gisgo) naar Akragas. Een ander leger onder Hanno (een andere dan die van Messana) bevindt zich bij Lilybaeum.

Oost‑Siclië is inmiddels door Marcus Valerius Maximus met in totaal 10 legioenen voor de Romeinen gewonnen en in het jaar 262 rukken Romeinen en Grieken gezamenlijk op naar Akragas. Daar verdedigt Hannibal Gersacon de Carthaagse positie met 50.000 man. Vanuit twee legerkampen belegeren de Romeinen en Grieken de stad gedurende enige maanden. Dan komt er ook hulp opdagen, want na een succesvol ruitergevecht weet Hanno met zijn legermacht vanuit Lilybaeum door te breken naar het belegerde Akragas. Hanno sluit nu op zijn beurt de toevoer van de Romeinen af. Na verloop van tijd wordt de situatie van alle legergroepen zo onhoudbaar, dat er wel een grote veldslag moest komen. De Romeinen wonnen de slag bij de Torosheuvel op het ** nippertje. Het totale beleg duurde van juni 262 tot december 262, of zelfs nog tot in 261 (Pol.I 17 5-19).


Zie:BOEK 29.AKRAGAS
Das Tal der Tempel. G.di Giovanni. i.e.v.v. Hendrike Schoof,
Agrigento 1979. Das Nazional Museum. Beschrijving tempels,
necropool en museum. Veel foto's en afbeeldingen. Het is een
uitgebreide folder. Op blz 71. o.a. een verklaring van
driehoekige vormen/Baal/Sicilié. Tekeningen. De relatie
tofet met Akragas is echter niet duidelijk.

                                               Voor de gebeurtenissen van 262 wordt verwezen
                                               naar Polybius 1,17‑19, Diodorus 23,7‑9,2 en
                                               Zonaras 8,10 p.384B‑386A.

Zie:ATLAS VAN DE FENICISCHE EN PUNISCHE STAMMEN, STEDEN EN VOLKEN.

           74A.De strijd om Akragas 262/261 v.C. – omgeving

           74B.De strijd om Akragas 262/261 v.C. – rond de stad


                MELTZER
                Meltzer gaat er in zijn "Geschichte der Karthager" van uit,
                dat de Carthagers in 262 eigenlijk van plan waren om met
                leger en vloot via Sardinië naar Italië zelf te gaan. De
                Romeinse opmars met 100.000 man naar Akragas doorkruiste
                dit voornemen. Aan de andere kant zorgde de Carthaagse
                dreiging van een landing in Italië ervoor, dat de Romeinen een
                voorgenomen uitzending van een consulair leger naar Sicilië
                afgelasten!

                De strijd bij Akragas of Agrigentum is bijzonder zwaar ge‑
                weest. De in de minderheid verkerende Carthagers en hun
                bondgenoten (Numidiërs!) voeren de strijd zeer knap, waar‑
                bij de Romeinse legers enige malen gevoelige verliezen
                lijden bij met name de door Hannibal geleide uitvallen.
                Bij de strijd om Agrigentum zouden 30.000 Romeinen en bond‑
                genoten zijn omgekomen. Dat moet een te hoog cijfer zijn,
                ofwel de pest moet daar weer zijn toegeslagen.

                DE STRIJD BIJ AKRAGAS OFWEL AGRIGENTUM IN DETAILS
                a.Tijdens de oogsttijd (juni 262) arriveren de Romeinse
                  legers.
                b.Romeins kamp ten zuiden van de Asklepeion.
                c.Uitval Hannibal met twee legergroepen. Een groep om de
                  plunderende Romeinse troepen te onderscheppen en één om
                  het Romeinse legerkamp aan te vallen. Beide aanvallen
                  worden door de Romeinen met de grootste moeite opgevan‑
                  gen.
                d.Daarna installatie van nog een Romeins legerkamp op de
                  rechteroever van de Hypsas, dat met linies met het eers‑
                  te kamp verbonden wordt. Akragas is dus nog vanuit het
                  noorden bereikbaar.
                e.Periode van vijf maanden belegering. Steeds slechtere
                  toestanden op het gebied van verzorging en verpleging
                  aan beide zijden.
                f.Aankomst Hanno vanuit Lilybaeum met een leger van tussen
                  de 30.000 en 50.000 man, met daarnaast 1500 tot 6000
                  ruiters en 30 tot 60 olifanten. Deze verschillende aan‑
                  tallen worden in verschillende bronnen genoemd.
                g.Hanno komt aan in Ras Melkart. Het is niet duidelijk, of
                  dat overzee of over land gebeurt.
                h.Hanno legert op de heuvel Toros.
                i.Verovering van Herbessus met Romeinse voorraden.
                j.Pestepidemie bij de Romeinen.
                k.Twee maanden lang schermutselingen.
                l.Veldslag door Hanno en uitval door Hannibal hebben niet
                  het gewenste resultaat. Wel zijn beide partijen volledig
                  uitgeput.
                m.In de nacht évacuatie door de Romeinse linies heen, waar‑
                  bij de Carthaagse troepen nog door de inwoners van Akragas
                  aangevallen worden. Zij doen dat in de hoop dan door de
                  Romeinen gespaard te worden (mogelijk één van de Romeinse
                  fabels).
                n.De Romeinen plunderen Akragas en voeren 25.000 inwoners
                  als slaaf weg.


Ze waren zo uitgeput, dat Hannibal met zijn troepen zich rustig kon inschepen op de gereed liggende schepen voor de kust.
Wel viel nu Akragas in handen van de Romeinen, die later dit jaar of begin 261 het verdere binnenland van Sicilië veroverden. Alleen de kustvestigingen van de Carthagers hielden stand.
Drie jaren heeft de Romeinse oorlogsmachine er voor nodig gehad om de Carthagers uit het grootste deel van Sicilië te verdrijven. Alleen Lilybaeum, Drepana en Panormus en hun directe omgeving blijven nog onder de Carthaagse controle. *
De strijd is taai en hard geweest, vooral rond de fel omstreden stad Akragas. Over het algemeen laten de Grieken de Carthagers in de steek en verwelkomen een nieuwe heerser.

XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX

* en nog enige kleinere steunpunten.
                         
                BRONNEN
                Voor de gebeurtenissen in 261 wordt verwezen naar de over‑
                leveringen van:
                Polybius 1,20
                Diodorus 23,8.2.3.9,3.
                Zonaras 8,10.p.386BC.
                Orosius 4,7,7.
                Volgens deze laatste bron plundert Hannibal met 70 oorlogs‑
                schepen de Italische kusten. Hamilcar is de nieuwe aanvoer‑
                der van het Carthaagse leger op Sicilië. Hij dient niet ver‑
                ward te worden met de latere Hamilcar Barcas. Over de daden
                van de Hamilcar uit 261 is niet veel bekend, behalve, dat
                hij 4000 muitende Galliërs uit zijn leger expres in een Ro‑
                meinse val laat lopen bij Otacilius.

Zie:ATLAS VAN DE FENICISCHE EN PUNISCHE STAMMEN, STEDEN EN VOLKEN.
           75.De strijd om Sicilië 261-258 v.C.
           76.De zeeoorlog in 260-258 v.C.

 

donderdag 12 november 2015

149.Aanleiding voor de oorlog

4.2.      De eerste Romeins‑Carthaagse oorlog.
                        (ofwel de eerste Punische oorlog)

De Romeinen hebben deze komende oorlog(en) de Punische oorlog(en) genoemd. Indien de Carthagers gewonnen zouden hebben, dan zouden zij nu waarschijnlijk over de Romeinse oorlog(en) praten. Het is dan ook het meest objectief om de hierboven gebruikte aanduiding te gebruiken. Een andere goede term zou de negende Siciliaanse oorlog * kunnen zijn, zij het, dat de Grieken in deze komende oorlog op het land geen grote rol van betekenis zullen spelen. Niettemin zijn het wel weer de Grieken en is het een Griekse stad, die een rol speelt bij het uitbreken van de komende oorlog.

4.2.1.Aanleiding voor de oorlog.

Die was gelegen in de stad, die de smalle straat tussen Italië en Sicilië beheerste. Messana** was in handen van de Mamertijnen (zonen van Mars). Het zijn de (nakomelingen van) voormalige hulptroepen van Agathocles, Campaanse huursoldaten, die zeer uitgebreid de zeeroverij bedrijven. Daarmee komen ze in conflict met Hiero van Syracuse. Deze laatste vraagt de hulp van Rome en de Mamertijnen vragen de hulp van Carthago, dat een garnizoen stuurt. Rome stuurt twee legioenen naar Rhegion, nadat ook een deel van de Mamertijnen aan Rome hulp heeft gevraagd. O.l.v. Gaius Claudius gaan de Romeinen over de grens tussen oorlog en vrede.

De Romeinen o.l.v.Claudius proberen de Mamertijnen voor hun zaak te winnen, maar nog steeds is het niet echt oorlog tussen Rome en Carthago. De Carthaagse vlootvoogd Hanno doet nog een ultieme poging om de vrede te reddden. Deze Hanno treft in de stad de leiders van de Mamertijnen en ook de Romeinse bevelhebber Gaius Claudius en probeert om tot overeenstemming te geraken. Hanno wordt echter gevangen genomen en hij wordt gedwongen om opdracht te geven aan zijn garnizoen tot de aftocht. Rome had nu zijn bruggehoofd op Sicilië gekregen, maar dat ging wel op een zeer duistere wijze. Carthago stuurt een gezantschap naar Rome om de senaat te herinneren aan het geldende verdrag, waarbij Rome en Carthago hun afgebakende invloedsferen hadden afgesproken. Carthago eist het vertrek van de Romeinse troepen uit geheel Sicilië binnen een gestelde termijn en als die termijn afloopt, dan begint feitelijk de oorlog, want dit kan Carthago nooit laten passeren. Er wordt met Hiëro van Syracuse gemene zaak gemaakt en gezamenlijk zullen Carthagers en Syracusers proberen om de Romeinen uit Messana te verdrijven. Hanno, die in de Romeinse val was getrapt, eindigt op het schavot.

zondag 11 oktober 2015

148. De vredesperiode van 275 tot 264 v.C

4.1.      De vredesperiode van 275 tot 264.

Met de hulp van de Carthagers had Rome de laatste weerstand van betekenis op het Italisch schiereiland gebroken. Ook de Etrusken hadden er aan moeten geloven, nog voor Tarente op de knieën werd gedwongen. Het grote verbond van Carthagers met Etrusken had plaats gemaakt voor het verbond tussen Carthagers en Romeinen tegen de Grieken.
Dat verbond in de oorlog met Pyrrhus behelsde het volgende:
"Wanneer Pyrrhus Carthaags of Romeins grondgebied zou aanvallen, dan zou de niet direct aangevallene partij de ander bijstand verlenen. Men zou ook geen afzonderlijke vrede met Pyrrhus sluiten. Carthago stelt aan de Romeinen een oorlogs‑ en transportvloot ter beschikking. De bemanning van die vloot hoeft echter niet in Italië te vechten."
Als dit werkelijk de verdragsbepalingen waren, dan hebben beide partijen er zich niet al te nauw aan gehouden. Op het moment, dat Pyrrhus zich op Sicilië tegen de Carthagers keerde, zorgden de Romeinen ervoor om hun posities in Italië te herstellen of te verbeteren, maar kwamen de Carthagers niet echt daadwerkelijk te hulp. Overigens ging Carthago wta eerder over tot een afzonderlijk vredesaanbod aan Pyrrhus, hetgeen ook niet tot de latere afspraak behoorde. Aan de andere kant stelden de Carthagers wel hun vloot beschikbaar aan de Romeinen voor een tocht naar Rhegion.
Hoe precies de afspraken, daden en betrekkingen waren tussen Rome en Carthago tijdens de Pyrrhus‑oorlog is niet volledig bekend. Ook hier hebben de Romeinen een waarheidsverhullende sluier overheen gegooid teneinde vermoedelijk het niet nakomen van de eigen verplichtingen te verbergen.

Nadat Pyrrhus in 275 weer vertrokken was naar Epirus, kon Tarentum het nog een aantal jaren volhouden tegen de Romeinen. De Carthagers hebben inmiddels de zaken op Sicilië geregeld. Er is weer vrede met Syracuse en ook met Messana, waar Campaanse huurlingen de macht behouden hebben, wordt een overeenkomst gesloten.
In 272 bereiken de Romeinen de laatste verdedigingsmuren van Tarentum, maar ook de Carthagers zijn present met een grote vloot, die voor de haven voor anker gaat. Hierdoor wordt Tarentum ook van elke verdere zeeverbinding afgesloten en moet de stad zich overgeven. Aan wie is dan wel de grote vraag.

Een officier van Pyrrhus (Milo) verkoopt tenslotte de burcht van Tarentum aan de Romeinen op voorwaarde, dat hij zelf vrije aftocht krijgt. De Romeinen wantrouwen wellicht de Carthaagse admiraal, die ervan beschuldigd wordt de hele stad te hebben willen incasseren. Waarschijnlijker is, dat men alvast een excuus aan het verzamelen was voor hun eventuele latere acties!

                HIERO van Syracuse
                Omstreeks deze tijd treedt Hiero van Syracuse op tegen de
                Mamertijnen. Hij trekt op langs Messana en verovert eerst
                het achterland van de Mamertijnen, n.l. Mylae, Tyndaris,
                Abacaenum, Halaesa en Ameselum. Te Longamus in de buurt van
                Mylae vindt een veldslag plaats, waaruit Hiero als overwin‑
                naar te voorschijn komt.
                Dan vindt Carthago het tijd om in te grijpen. Men heeft zich
                immers verbonden met de Mamertijnen. Hannibal, die met een
                vloot bij Lipara ligt, vaart naar Hiero bij Mylae om hem ge‑
                luk te wensen met zijn overwinning, maar in feite gaat hij
                bemiddelen. Het komt tot een formele vrede tussen Hiero en
                de Mamertijnen. De Carthagers leggen een leger‑ en zeemacht
                in Messana.

Zie: De buitenlandse politiek van Hiero II van Syracuse (264-263 v.C), H.T.Wallinga (map 41.10).
Tijdschrift van Geschiedenis 1940.


          43.ROEMISCHE GESCHICHTE             
          Th.Mommsen. Phaidon Verlag Wien/Leipzig 1932.
          Dit imposant werk beslaat de gehele Romeinse geschiedenis.
          Van belang zijn de hoofdstukken II t/m XIV van deel II.
          o.a.:
                                        V. Karthago
                                   VI.Krieg um Sizilien
                                 VIII.Hamilkar und Hannibal
                                  IX.Hannibalische Krieg
                               XIV.Die Zerstörung Karthagos
blz:
181       Die Semitische Stamm steht inmitten und auch ausserhalb der Völker der alten Klassischen Welt => Fremdartigkeit.
196       Hij noemt terecht de 1e Punische oorlog: de oorlog om Sicilië
245       Die Stellung der Barkas zu Karthago hat manche ähnlichkeit met der Oranier gegen die Generalstaaten.

Deze admiraal zegt daarop alleen maar met het doel te zijn gekomen om de Romeinen bijstand te verlenen, zoals het verdrag tussen Rome en Carthago bepaalde. Hierna trekt de Carthaagse vloot zich terug naar de eigen wateren. De bewering van de Carthaagse admiraal lijkt vrij aannemelijk. Wat moest Carthago met een stad zo ver van hun eigenlijke belang (=Sicilië). Een stad als Rhegion lijkt veel meer in aanmerking te komen voor eventuele begerige Carthaagse blikken zo vlak bij Sicilië op het Italische schiereiland. Maar ook die stad valt in 270 definitief in handen van de Romeinen en dat zal zijn gevolgen hebben.

In 265 "herinneren" zich de Romeinen het Tarentijnse voorval. Tot die tijd heeft Rome namelijk de handen vol om in eigen gebied orde op zaken te stellen. Nog in het jaar 269 moet een uiterste poging gedaan worden om de laatste weerstand van de Samnieten te breken. Pas als Rome weer gereed is voor de volgende aggressie, dan komt die ook onvermijdelijk. Het begint met een Romeinse afvaardiging, die naar Carthago gezonden wordt om opheldering te vragen over een voorval van ZEVEN jaren terug. Het is een smoesambassade, die de Romeinen zenden met de vooropgezette bedoeling om een duidelijke aanleiding en excuus te vinden om een oorlog met Carthago te beginnen met als inzet de hegemonie over geheel Italië en uiteindelijk de toenmaals bekende wereld. De enige serieuze tegenstand in hun imperialistisch streven zullen de Romeinen inderdaad van de Carthagers krijgen.

De Carthagers moeten verbijsterd zijn geweest bij het verschijnen van de Romeinse afvaardiging. Wat wilde dat Rome eigenlijk? Ieder had toch wat het wilde? De Romeinse landstaat beheerste het Italisch schiereiland en de Carthaagse zeestaat het zo lang begeerde Sicilië. Het is ook nauwelijks voorstelbaar, dat Rome toen al serieus de onderwerping van het Carthaagse zeerijk als uiteindelijk doel nastreefde. *
Carthago reageert dan ook zeer gematigd op de Romeinse beschuldigingen en desavoueert de betreffende admiraal, die bij Tarentum volgens de Romeinen een dubieuze rol speelde. Carthago vermijdt een open breuk. Het heeft ook geen enkele baat bij de zoveelste oorlog, die het zou moeten voeren.

Ook in Rome is men nog verdeeld over de te volgen koers. De Senaat schijnt nog afhoudend geweest te zien. Was men wel klaar voor een volgende krachtmeting, zal men zich afgevraagd hebben. Het gaat te ver om te zeggen, dat er een oorlogs- en een vredespartij in Rome was. Veeleer was er een groep, die veel vlugger geneigd was de wapens op te nemen, dan andere groepen.

Hoe dan ook, Carthago en Rome staan aan de vooravond van het grootste en langste conflict uit de oudheid, zoals Polybius het later zal stellen.


XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX

* Over de schuldvraag inzake de komende oorlog behoeft geen twijfel te  bestaan, zoals J.H.Thiel overtuigend heeft aangetoond in "Punica  fides" (map 16.3.blz 259-280). In deel drie wordt hier op teruggekomen.
Zie ook Map 12.5.De schuldvraag     G.de Sanctis         Bari 1932   i.e.v.v.P.Kneissl    p.161‑186


                HANNO'S
                Veel van de Carthaagse bevelhebbers hebben uiteindelijk een
                tragisch einde. Zo ook deze Hanno, die te goeder trouw slechts
                uitvoerde, wat hem waarschijnlijk was opgedragen, namelijk een
                terughoudende opstelling om het vooral niet tot oorlog te laten
                komen. Daarin past ook het volgende verhaal.
                Hanno bezit de burcht van Messana, als de Romeinen de stad binnen‑
                komen. Hij weigert eerst voor de volksvergadering van Messana te
                verschijnen, maar doet dat tenslotte toch maar om de Mamertijnen
                niet tegen zich in het harnas te jagen. Waarschijnlijk is door de
                Romeinen en een deel van de Mamertijnen afgesproken, dat hij daar
                dan gevangen genomen zou worden.
                Bij de teruggave van de Romeinse schepen na de eerste mislukte
                oversteek door Caudex, zou een andere Hanno mogelijk
                tegen de Romeinen de opmerking geplaatst hebben, dat zij op moesten
                passen om niet met Carthago in oorlog te geraken, omdat zij dan
                hun handen niet meer in de zee zouden kunnen wassen.


147. De Romeins-Carthaagse periode

4.DE ROMEINS‑CARTHAAGSE PERIODE.

Meer dan honderd jaar zal deze confrontatie duren, uitdraaiend op een gruwelijke doodstrijd van Carthago. Drie oorlogen zullen er voor nodig zijn, die samen 44 jaren in beslag zullen nemen. Een confrontatie tussen twee wel heel verschillende staten, systemen en volkeren. Tot een confrontatie moest het uiteindelijk wel komen, omdat Rome bewust voor de aggressie koos.

tabel 1.Verschillen tussen de Romeinse en Carthaagse staat.

CARTHAGO                           ROME
vooral een maritieme staat         vooral een landstaat
een grote vloot                    een sterk leger
factorijen en steunpunten          kolonies
Fenicische minderheid              Romeins/Latijnse meerderheid
primair een handelstaat            primair een boerenstaat
defensief ingesteld                aggressief ingesteld
huurlegers                         eigen staand leger
losse bondgenootschappen           sterke bondgenootschappen
naar een democratie neigende       aristocratie met democratische
aristocratische olichargie         trekken
relatief geringe bevolking         grotere bevolking
aziatisch/afrikaans                europees
geldeconomie                       grondeconomie
plantages en slaven                zelfstandige boeren
luxe                               soberheid

Er zijn nogal wat verschillen tussen de twee staten, die heel goed naast elkaar hadden kunnen blijven leven, als elke staat tevreden was geweest met wat het had.
Er zijn ook wel overeenkomsten. Beide staten worden beheerst door een grote stad met een dominante aristocratie. Misschien ligt hier ook wel, meer dan bij de verschillen, de grondoorzaak van het komende conflict. De aristocratie van Rome blijkt in meerderheid meestal een agressieve aard te hebben, terwijl die van Carthago in meerderheid juist meestal een defensieve houding aanneemt.


Carthago heeft de leiding genomen binnen de Fenicische stam om, zij het met moeite, de Griekse aanvallen en penetraties te kunnen afweren. De Romeinse agressie zal zelfs het inmiddels wel geharde Carthago te veel worden.

Zie ook: Rom und Karthago, Vogt, Leipzig 1943 Fritz Schachermeyer. Een racistische opvatting. (map 2.13).
Punic coinage on the Eve of the first War against Rome- A Reconsideration, L.Mildenberg, OLA 33, Leuven 1989. (Map 12.19).



146.Inleiding deel twee B

INLEIDING

Voordat de drie grote oorlogen tussen Romeinen en Carthagers uitbreken, verstrijken er nog een paar jaren, die op zijn minst hoopgevend waren voor de toekomst van de wereld rond het westelijk deel van de Middellandse zee. De betrekkingen tussen de Romeinen en de Carthagers waren nog vriendelijk. Eerstgenoemden hadden het druk met het consolideren van hun positie op het Apenijnse schiereiland en dachten er nog niet ernstig aan om een grote vloot te bouwen, die de Carthagers de heerschappij ter zee zou moeten betwisten.
Carthago aan de andere kant kan zijn vreugde niet op. De Grieken hebben eindelijk het loodje gelegd. Op Sicilië blijft alleen Syracuse nog autonoom. De Carthaagse vloot beheerst de zeëen en zelfs Massalia waagt het niet om ver van de eigen kusten te opereren. Het Afrikaanse achterland staat vrijwel geheel onder Carthaagse controle en in Spanje neemt de Punische invloed toe.
Carthago lijkt op het toppunt van haar macht en gedraagt zich bij tijden met enige hoogmoed. Volgens Zonaras verschijnt er in 272 een Carthaagse vloot voor de stad Tarente. Heel misschien komt het hier reeds tot een eerste kortstondige confrontatie met de Romeinen. Voor het overige heerst er een vreemde rust over het westelijke deel van de Middellandse zee. Het is de stilte voor de storm.
In het oosten stormt het nog steeds. De Diadochenrijken staan elkaar constant naar het leven en het is ook in deze tijd, dat de Parthen beginnen met de aantasting van het grote Seleucidische rijk. Niettemin onderhoudt Carthago zo goed mogelijke relaties met het Ptolemeëenrijk en het zwakker wordende Seleucië, zolang althans beide rijken niet met elkaar in oorlog zijn.
De Sahara wordt doorkruist met karavanen. Van verdere Atlantische reizen horen we daarentegen niets meer. Carthago is mogelijk tevreden met wat het heeft. Een voor dat kleine volk immens rijk en een nog groter afzetgebied, terwijl de andere Fenicische/Punische nederzettingen, ondanks hun tributen aan Carthago, goed kunnen meeprofiteren.

Het is alleen voor Carthago wat lastig om de vorsten van Numidië, Mauretanië en Iberië in toom te houden. Ook de Sarden wensen baas in het het binnenland van hun eiland te blijven, terwijl de Grieken zich schijnbaar op Sicilië in hun lot van schatplichtigheid schikken. Het ziet er allemaal veel te rooskleurig uit, zoals in de komende decennia zou blijken. Zodra de Carthagers op hun eigen domein zouden worden aangetast (en dat is de vloot en de zee), zou de opgeblazen ballon van welvaart, rijkdom en macht, zij het met moeite, kunnen worden doorgeprikt.

dinsdag 18 augustus 2015

145.bijlagen Twee A

Bevolkingsinschattingen.
Hoe bepaal je de omvang van dorpen en steden in de oudheid? Dit kan gebaseerd zijn op de bevolkingsdichtheid (aan de hand van getraceerde woningen, gebouwen) en daarnaast spelen de natuurlijke beschikbare bronnen een rol. J.R.Zorn neemt een voorbeeld Tell en-Nasbeh om dit nader uit te werken. Hij komt tot de volgende normen:
Gemiddeld 361 personen per hectare en 5.34 personen per huishouden.
Natuurlijke bronnen: 2-3 liter per dag per persoon, 200 kg tarwe per persoon per jaar. Gemiddelde oppervlakte per huis=36,5 m2. Dat is 8,1 m2 per persoon.

59.1.  Bulletin of the American Schools of Oriental Research
       nr.295:Estimating the population size of ancient
       settlements.        J.R.Zorn         Dep. of Near  Eastern Studies Univ.of Calif.

           De versterking van de Fenicische krachten vindt vooral plaats halver‑
          wege het traject Fenicië en Iberië, nl. te Sardinië, Sicilië en de
          Libysche kusten. Ook in Iberië en Mauretanië winnen de Puniërs terrein,
          zij het minder spectaculair als in het middengedeelte van de Middelland‑
          se zee. Met de ontwikkeling van Carthago krijgen de Feniciërs van het
          westen een fikse steun, waarop steeds meer wordt teruggevallen. Deze
          periode van onafhankelijkheid duurt zo'n 2 1/2 eeuw, waarna Carthago
          definitief de leiding neemt in de strijd tegen de opdringende Grieken.
          Waren de 7 tot 8 eeuwen tamelijk vreedzaam voor de Feniciërs in dit deel
          van de wereld verlopen sinds hun aankomst in de 12e eeuw; de eeuwen na
          400 zullen een aaneenschakeling zijn van verdedigingsoorlogen tegen de
          Grieken en Romeinen. Slechts zelden is duidelijk aanwijsbaar, dat de
          Feniciërs op het agressieve pad zijn. Carthago heeft zich daar een
          enkele keer ook aan bezondigd, maar dat waren strikte uitzonderingen. De
          echte agressors van de oudheid zijn echter de Grieken en Romeinen.

          Demografie.
          ‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑-----
          Met hoevelen waren de Feniciërs eigenlijk in het westelijke deel van
          de Middellandse zee verzeild geraakt en hoe was de verdeling per land?
          In de eerste eeuwen zijn het er heel weinig geweest. Er kwamen er pas
          beduidend meer omstreeks 800. Een andere immigratiegolf trad op na 600.
 De mening van:
J.Beloch had het al berekend in de 19e eeuw na Chr.  In de tijd voor onze jaartelling praten we over maar een fractie van de huidige bevolking op aarde. Bij de dood van Augustus zouden er misschien 54.000.000 mensen geleefd kunnen hebben in het gehele Romeinse rijk. Op elke km2 zou dat gemiddeld betekent hebben, dat er 16 mensen aanwezig waren.  Tegenwoordig is er sprake van wel het tienvoudige op zijn minst. Alleen het land Italië heeft nu al het inwonertal, dat het gehele Romeinse rijk t.t.v. Augustus had.

In de tijd van het begin van Carthago (ca.800 v.C) moet de bevolking in het westelijke deel van de Middellandse zee nog veel minder in aantal zijn geweest. De Feniciërs, die in het westelijk deel van de Middellandse zee aankwamen vonden vrijwel lege landen, waarin het gemakkelijk was om steunpunten te ontwikkelen.

Kijken we speciaal naar de (ex-) ‘Carthaagse’ landen uit de tijd van Augustus:
Carthaagse Africa 3-4.000.000
Sardinië                    3-400.000
Baetica                          80.000
Lusitania                      130.000
Tarraconensis               80.000 (een klein deel)
Sicilia                            40.000 (alleen westpunt)
========================
Totaal                    4-4.800.000, waarvan veel minder dan de helft Carthaags,                         
                                                    Punisch, of een nazaat van de Feniciërs was.

1.1.Die Bevölkerung     J.Beloch             Leipzig 1886
      der Griechisch‑                                  Verlag von Duncker &
      Römischen Welt                                 Humblot

          METHODE A. De maritieme manier.
          De oorlogshaven van Carthago bood omstreeks het jaar 300 plaats aan *
          ongeveer 200 oorlogsschepen. Dat waren in meerderheid toen nog triremen,
          waarop per schip ongeveer 200 personen voeren. Aangezien er vanuit
          gegaan mag worden, dat Carthago zijn vloot grotendeels met eigen volk
          bemande (dus Feniciërs/Carthagers), dan zouden zij bij een maximale
          ontplooiing 40.000 mensen nodig gehad hebben om de vloot te bemannen.
          Wanneer Himilco in 398 in grote haast Motya te hulp wil komen, dan kan
          hij slechts beschikken over 100 schepen. Dat moet alleen de vloot van
          Carthago in ruste geweest zijn. Een jaar later, wanneer de bondgenoten
          hun schepen hebben bijgedragen en de Carthaagse vloot op sterkte is
          gebracht, dan zijn het er maximaal 300! Voor zo'n vloot is een bemanning
          van 60.000 personen nodig. Verder zijn er minstens 100 kustplaatsen
          traceerbaar, waarvan met grote waarschijnlijkheid gesteld kan worden,
          dat zij in Fenicisch/Carthaagse handen waren. Deze kustplaatsen moeten
          ieder voor zich één of enkele koopvaardijschepen gehad hebben. Samen met
          de koopvaardijvloot van Carthago zelf kan er vanuit gegaan worden, dat
          er minimaal 1000 vrachtschepen waren, temeer daar in overleveringen
          gerept wordt over transportvloten van vele honderden schepen en een
          enkele maal zelfs over 1500 transportschepen. De transportvloot van
          Carthago bij minimaal 1000 schepen heeft nog eens 60.000 schepelingen
          nodig. Dat geeft voor oorlogsvloot en transportvloot samen een getal van
          110.000 schepelingen. Dat is echter het geval bij mobilisatie van met
          name de oorlogsvloot. Normaal is een deel van de bemanning van de
          oorlogsvloot gewoon aan de wal werkzaam en wel in diverse vormen van
          nijverheid en ambacht. Anderzijds bleef zelfs bij een maximale
          mobilisatie van de vloot toch altijd genoeg mannelijke bevolking
          aanwezig in de steden en havens. Dat alles geeft een inschatting van de
          mannelijke bevolking boven de kinderleeftijd in de Fenicische en
          Carthaagse kustplaatsen op ca.330.000 mensen. Samen met de vrouwen en
          kinderen geeft dat een totale bevolking van ca.1.000.000 mensen. Dat is
          een orde van grootte, hetgeen wil zeggen, dat het niet waarschijnlijk is,
          dat er bijvoorbeeld 2 miljoen mensen waren of slechts een half miljoen.
          Voor alle duidelijkheid: we hebben het hier over alleen de kustplaatsen
          en niet over de bewoning in het binnenland.
          METHODE B.Een nederzettingenoverzicht.
          Een andere methode om een indicatie te krijgen van het inwonertal is het
          volgende:

          tabel. Aanwezigheid van Fenicisch/Carthaagse nederzettingen
               (alleen de zeker aangetoonde nederzettingen omstreeks jaar 300)

          land *    aantal kleine aantal grote binnenland zeer grote
                     kustplaatsen  steden       steden     stad
          ===========================================================
          Mauretanië          12       ‑         ‑          ‑
          Numidië             18       ‑         ‑          ‑
          Zeugitanië           6       3        15          1
          Byzacium            15       2        15          ‑
          Tripolitanië        14       1         ‑          ‑
          Spanje              10       1         ‑          ‑
          Baleares             4       ‑         ‑          ‑
          Sardinië             5       1         5          ‑
          Corsica              1       ‑         ‑          ‑
          Sicilië              7       2         ‑          ‑
          overige eilanden     6       ‑         ‑          ‑
          ===========================================================
          totaal              98      10        35          1

          De kleine kustplaatsen zullen over het algemeen niet meer dan dorpen
          geweest zijn van niet meer dan 5000 inwoners. Dat geldt ook voor de in
          het binnenland gelegen 'steden'. De wat grotere steden zullen gemiddeld
          zo'n 20.000 inwoners gehad kunnen hebben, hoewel Utica en Panormus in
          ieder geval op 30.000 tot 40.000 worden ingeschat.
          Dat maakt de volgende bevolkingsverdeling van de Feniciërs/Carthagers
          waarschijnlijk:

          tabel. Bevolkingsverdeling Feniciërs en Carthagers omstreeks 300 over
                 de landen van de westelijke Middellandse zee.

          land       bevolkingsaantal  land    bevolkingsaantal
          ‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
          Mauretanië      60.000       Baleares      20.000
          Numidië         90.000       Sardinië      70.000
          Zeugitanië     390.000**     Corsica        5.000
          Byzacium       215.000       Sicilië       75.000
          Tripolitanië   105.000       Overig        25.000
          Spanje          70.000
          ‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
          Totaal         930.000       Totaal       195.000
          Generaal Totaal:       1.125.000 inwoners