zondag 26 april 2015

129. De opmars naar Carthago.

          3.14.3. Opmars naar Carthago.

          Megalopolis is mogelijk Missua* geweest, dat wel een heel bijzonder
          contact met de Griekse "beschaving" meemaakt. De stad wordt volledig
          geplunderd en platgebrand. Voort gaat het dan door het vruchtbare groene
          land, dat sinds tijden geen oorlog gekend heeft.
          Voor het eerst wordt Carthago serieus in zijn bestaan bedreigd. Wel erg
          laat zijn de Grieken er achter gekomen, dat zij de beslissing op Sicilië
          slechts kunnen afdwingen, wanneer de steunpilaar van de Puniërs op
          Sicilië, zelf is vernietigd. De Grieken rukken daarom nu voor het eerst
          en naar later zou blijken ook voor het laatst zelfstandig op tegen
          Carthago zelf. Deze ontwikkeling kwam voor de Carthagers als een
          verschrikkelijke verrassing. Eeuwenlang had men de oorlog ver overzee
          kunnen voeren, maar nu komt de gruwel onder de eigen muren. Er breekt in
          de stad een enorme paniek uit. In een paar dagen bladert het pseudo‑
          Griekse vernisje af van de stad en vervalt men opnieuw tot de meest
          duistere oosterse religieuze practijken, tenminste als we de diverse klassieke
          auteurs mogen geloven en dat is maar de vraag. Talrijke mensen‑ en
          kinderoffers moeten gebracht worden. Door het vuur gaan voor de Moloch
          talrijke kinderen van vooraanstaande families, die in het verleden de
          god vertoornd zouden hebben door hem in plaats van de eigen kinderen,
          dierenoffers of slaven te brengen. Het crematorium op de tophet draait
          op volle toeren. Carthago wordt 'roomser dan de paus', want in Tyrus of
          Sidon zijn deze practijken al lang afgeschaft. Het is echter geen
          uitzondering, dat een kolonie van de moederstad puriteinser wordt dan de
          moederstad zelf.

          Het is logisch, dat de Carthagers onder dergelijke hysterische
          toestanden nauwelijks aan verzet van enige betekenis toekomen. De
          Grieken van Agathocles plunderen ondertussen Tunes. Als de Grieken dan
          tenslotte voor de muren van Carthago aangekomen zijn, komen de
          Carthagers weer tot enige beznning en formeren een leger, dat onder de

          leiding van Bomilcar en Hanno staat.

              STERKTE LEGER VAN AGATHOCLES
              3000 Samnieten, Etrusken en Kelten
              3000 Griekse huurlingen
              3500 Syracusers
              2500 voetvolk van onbekende nationaliteit
               500 boogschutters
          ========
            12.500 man in totaal



128. De tocht van Agathocles naar Afrika.

          3.14.2. De tocht van Agathocles naar Afrika.

          Ditmaal lijkt het er op of de Carthagers zullen Syracuse definitief op
          de knieën krijgen. Een kat in het nauw maakt echter rare sprongen.
          Vertrouwend op de zware verdedigingswerken van Syracuse, verlaat
          Agathocles de stad met het gros van zijn leger en zeilt naar de
          aartsvijand zelf toe.
          Agathocles is de eerste geweest, die de achillespees vond van Carthago,
          namelijk de stad in de rug zelf via het Afrikaanse achterland aanvallen.
          Pas een eeuw later zou Carthago onder eenzelfde aanval in eerste
          instantie bezwijken. Nu nog kon het gevaar met de grootste moeite worden bezworen.

          Agathocles scheept op 15 augustus van het jaar 310 in op 60 schepen met
          13.500 huurlingen bij zich. De broer van Agathocles (=Antandros) blijft
          in Syracuse achter. De zestig Griekse schepen weten aan het begin van de
          tocht aan de Carthaagse bewakingsvloot te ontkomen. Deze blijft de
          Grieken achtervolgen, maar is wellicht minder sterk dan de vloot van Agathocles.
          Na een vermoeiende zevendaagse* tocht landen de Grieken op kaap Bon bij
          vermoedelijk Aquilaria, het huidige El‑Haouria.**
          Dit moet in de buurt van de steengroeven van Latomiai geweest zijn.
          Samen met zijn zonen Archagatos en Heraclides zet Agathocles voet aan
          wal en voor het eerst staat een compleet Grieks leger op Carthaagse
          bodem. De ontscheping moet snel geschieden, want de achtervolgende
          Carthaagse schepen naderen snel. Vlak voor het strand komt het reeds tot
          een treffen. Om zijn soldaten duidelijk te maken, dat een terugkeer niet
          mogelijk is, laat Agathocles zijn schepen in brand steken.
          Waarschijnlijk zijn er ook wel een aantal door de Carthagers in brand gestoken.

          * Zeven dagen is wel erg lang voor de overtocht naar Afrika. Mogelijk
              had men met slecht weer te maken. Hebben we hier met OORLOGSMIST te maken?

          ** Als landingsplaats komt ook de buurt van Kerkouane of Clupea in aanmerking.

                  EEN LIST MISLUKT
                  De Carthagers sturen een bericht naar Syracuse, dat Agathocles
                  met zijn vloot ten onder is gegaan. Antander overweegt om de
                  de stad dan maar over te geven, maar de Aetoliër Erymnon als
                  medebevelhebber van de stad Syracuse verzet zich daartegen.
                  Dan loopt er een schip van Agathocles de haven binnen met de
                  juiste berichten en Hamilcar doet een vergeefse stormaanval
                  op Syracuse, hetgeen niets oplevert. De belegering wordt
                  afgebroken en Hamilcar stuurt 5000 man terug naar Afrika.

          Als verklaring voor het gedrag van Agathocles wordt wel gegeven, dat hij
          de schepen niet in handen van de Carthagers wilde laten vallen.
          Bovendien had hij bewakingstroepen moeten achterlaten en zijn leger was
          al niet zo groot. Nu voegt hij zijn schepelingen bij het leger en
          marcheert op naar Megalopolis.
          De Carthagers maken de stormrammen van de Griekse schepen buit en sturen
          die naar Syracuse..... Een stukje psychologische oorlogsvoering om de
          Syracusers te laten geloven, dat Agathocles met zijn leger is omgekomen.
          Syracuse volhardt desondanks in zijn weerstand tegen de aanstormende
          troepen van Hamilcar.

127.De veldslag bij Ecnomus.

          3.14.1. De veldslag bij Ecnomus.

          Tegen het eind van 311 is Agathocles op weg naar de westpunt van
          Sicilië. Het met Carthago ‘bevriende’ Gela wordt verrast en een te hulp
          uitgezonden Carthaags eskader wordt door een storm overvallen en kan dan
          niets meer uitrichten om Gela te behouden. (Diod.xix 106). Wel lukt het
          de Carthagers even later om in de straat van Messana een twintigtal
          Griekse schepen buit te maken.
          Inmiddels zijn Agathocles en Hamilcar elkaar tegengekomen aan de oevers
          van het riviertje de Himeras vlak bij zee aan de zuidkust. Aan
          weerszijden van de Himeras verheffen zich platte heuvels. Op de heuvel
          Ecnomus richt Hamilcar voor zijn betrekkelijk kleine leger van 14.000
          man een kamp in. Agathocles doet hetzelfde op de ertegenover liggende heuvel.
          Zo blijven beide legers enige weken tegenover elkaar liggen en het jaar
          310 kondigt zich aan, als de Grieken steeds brutaler de omgeving gaan
          plunderen. Hamilcar blijft met zijn leger rustig in het kamp, want hij
          verwacht aanzienlijke versterkingen uit Carthago. Op een gegeven moment
          laten groepen Carthaagse troepen zich toch verleiden om de al te brutale
          Griekse plunderaars te onderscheppen. Dat lokt natuurlijk een
          tegenreactie uit van Agathocles, die dan ook de tijd gekomen acht om een
          massale aanval op het kamp van Hamilcar te ondernemen. Agathocles komt
          met zijn complete strijdmacht de Himeras over en valt frontaal aan. De
          veldslag is nu pas goed begonnen.
          Ondanks hevig verweer, weten de Grieken toch het kamp van Hamilcar
          binnen te komen. Zij lijden daarbij veel verliezen, vooral als de
          Balearische slingeraars in het strijdperk treden. Zij zijn het, die de
          bijkans vluchtende troepen van Hamilcar doen omkeren. Een bombardement
          van stenen door de Balearische slingeraars doet de Grieken
          terugdeinzen. Dit betekent de ommekeer in de veldslag. De doorslag geven
          de al zo lang verwachte reservetroepen van Hamilcar, die juist op dat
          moment ten zuiden van de heuvel Ecnomus landen. Langs de kust komen zij
          zo snel mogelijk Hamilcar te hulp. De Grieken worden het kamp van
          Hamilcar uitgewerkt, terwijl de net aangekomen 5000 ruiters van de

          Carthagers aan een omsingeling van de troepen van Agathocles beginnen.

                  DE STRIJDKRACHTEN VAN HAMILCAR GISGO

                  1.In het begin 14.200 man, verdeeld in:
                      a.2000 Carthaagse burgers
                      b.10.000 Libyërs
                      c.1000 Etrusken
                      d.1000 Balearische slingeraars
                      e.200 man overige troepen
                  2.Later snellen te hulp:
                      a.40.000 man voetvolk
                      b.5000 ruiters

                  Weer moet Carthago het in deze veldslag tegen een
                  Griekse dictator opnemen. Het is opmerkelijk, dat
                  de Grieken met hun uitvinding van de democratie
                  toch in de meeste stadsstaten terugkeren naar het
                  koningsschap of naar zelfs een tiran. Daarentegen
                  hebben de Feniciërs en de Carthagers een evolutie
                  meegemaakt van een koningsschap, dat altoos enige
                  beperkingen kende, naar een aristocratische of een
                  oligarchische republiek. Een permanente terugval
                  komt haast niet voor. Carthago is dan ook een van
                  de meest stabiele staten van zijn tijd. Het voert
                  een defensief beleid en gaat slechts node over tot
                  het offensief over en dan nog alleen met een uitein‑
                  delijk defensief doel. Zo ook deze keer.


Zie ook voor een nadere uitwerking:
Map   86.9.   AGATHOCLES EN CARTHAGO                    H.R.van Diessen, Apeldoorn 2001
                  Een massamoordenaar en oorlogsmisdadiger  uit de oudheid.
          86.9.1. De doden van Agathocles                   H.R.van Diessen
          86.9.2. Chronologie Agathocles                     H.R.van Diessen

          Dan beveelt Hamilcar een algemene uitvalspoging en als ook het reserve
          voetvolk in de buurt is gekomen kan een algehele omsingeling van de
          Griekse troepen plaats vinden. Maar liefst 7000 Grieken sneuvelen tegen
          ten hoogste 500 man bij het Carthaagse leger. Bij de ontsnapte Grieken
          is Agathocles, die de restanten van zijn leger te Phalerion verzameld en
          daarna terugwijkt naar Gela. De Carthaagse ruiterij zet al te doldriest
          de achtervolging in en loopt in de val te Gela. Niettemin tracht
          Hamilcar andere Griekse steden voor de Carthaagse zaak te winnen en hij
          heeft succes. Tauromenion, Catane, Leontinoi, Camerina, Messana en
          Abacaenum sluiten zich bij de alliantie van Hamilcar aan.

126.De zevende Siciliaanse oorlog.

          3.14.   De zevende Siciliaanse oorlog.

          De oorlog vindt zijn kiem, waar anders (?), in Syracuse met interne
          onlusten. Daar probeert een nieuwe avonturier de macht te grijpen door
          dankbaar gebruik te maken van een aan de gang zijnde klassenstrijd
          tussen de "Gamoren" en de lagere bevolkingsgroepen. "Gamoren" zijn
          landheren, die constant in de geschiedenis van Syracuse een rol gespeeld
          hebben. Reeds rond 500 was die klassenstrijd aan de gang. De landheren
          waren toen gevlucht naar een nabij gelegen stad, maar werden door Gelo
          van Gela in 485 weer teruggebracht naar Syracuse. Ook nu roert de oude
          tegenstelling zich in alle hevigheid. Het is niet helemaal duidelijk
          welke de nieuwste Griekse condottiere Agathocles in deze strijd kiest.
          In ieder geval blijft hij verbannen, maar hij geeft niet op en blijft
          Syracuse bedreigen. Dan vindt Carthago, dat de Griekse zaakjes weer uit
          de hand gaan lopen en men probeert te bemiddelen om te voorkomen, dat er
          weer een complete Siciliaanse oorlog gaat ontstaan. De vreedzame
          contacten tussen Grieken en Carthagers op het eiland komen in gevaar en
          daarom komt Carthago met een compromis. Agathocles wordt militair
          commandant, maar van het burgerlijk bestuur moet hij afblijven. Daarmee
          halen de Carthagers een gevaarlijke wolf binnen het kamp van Syracuse.
          Hamilcar van Carthago schijnt in deze kwestie bemiddeld te hebben. Hij
          laat Agathocles een dure eed zweren de democratie van Syracuse te
          verdedigen en verder, dat hij niets zal doen tegen andere Griekse steden
          en ook nog, dat hij de vriend van Carthago zal zijn.
          Dat zal teveel van het goede blijken te zijn.

          Agathocles zal dus de belangen van Carthago gaan verdedigen en in ruil
          daarvoor krijgt hij de steun van Hamilcar, die zelfs 5000 huurlingen bij
          hem achterlaat. Hamilcar moet Agathocles wel erg vertrouwd hebben, net
          zoals een kleine eeuw tevoren  Dionysius door Himilco werd vertrouwd. De
          Carthagers hadden het zo langzamerhand toch moeten weten. Het woord of
          een eed van een Griekse condottiere stelt niets voor. Niettemin is het
          begrijpelijk, wat Hamilcar doet, want had men geen goede ervaring
          opgedaan met Timoleon?
          Agathocles is echter geen rechtschapen man en neemt geen genoegen met
          dit "wegpromoveren". Zodra hij de gelegenheid heeft, breekt hij zijn
          woord en grijpt de absolute macht over Syracuse. In het jaar 311 heeft
          hij Messana veroverd en bedreigt hij Akragas. Op het moment, dat de
          strijdkrachten van Agathocles de Halykos overschrijden, moet Carthago
          noodgedwongen weer grootscheeps in actie komen.

Map 18: Diodorus van Sicilië, C.H.Oldfather, Cambridge Massachusetts, Harvard Univ.Press, 1946, William Heinemann, London.


              HAMILCAR
              Er komen nogal wat Hamilcar's voor in de geschiedenis van
              Carthago. Hierdoor komen er vaak verwisselingen voor. De
              Hamilcar, die Agathocles in Syracuse wegpromoveerde, is
              bijvoorbeeld niet dezelfde als de Hamilcar, die daarna zal
              optreden en tenslotte bij Ecnomus Agathocles zal overwinnen.
              Voor het zover is, sturen de Carthagers eerst in 313 een
              vloot van 60 oorlogsschepen naar Agrigentum, dat door Agathocles
              wordt aangevallen. Vluchtelingen uit Syracuse vormen bij Centuripae
              een eigen leger onder Deinocrates. De Carthagers doen nog in dat‑
              zelfde jaar een aanval op de haven van Syracuse, waarbij door hun
              vloot van 50 schepen er o.a. één Atheens koopvaardijschip tot
              zinken wordt gebracht en één wordt buitgemaakt.
              In 312 proberen de gevluchte Syracusers hun stad te heroveren, maar
              worden vanuit Galeria teruggeslagen door de huurlingen van
              Agathocles.
              In 311 gaan in een door Diodorus vermelde storm 60 Carthaagse oor‑
              logsschepen en 200 transportschepen ten onder. Carthago is in grote
              droefheid daarover en men drapeert de muren met zwarte doeken.



125.De vredesperiode van 338 tot 310.

          3.13.   De vredesperiode van 338 tot 310.

          Meer dan een kwart eeuw kan Sicilië op adem komen van de bijna 80 jaren
          voortdurende reeks van oorlogen op een rij. Alle partijen zijn daar wel
          aan toe. In de nu aangebroken vredesperiode worden veel barrières
          geslecht tussen het Carthaagse gemenebest en de Griekse wereld. Ondanks
          de steeds weer oplaaiende strijd met Syracuse, gaat Carthago meer en
          meer aandacht besteden aan de handelsrelaties met Magna Graecia.

          Inmiddels heeft Alexander de Grote zijn immense Hellenistische rijk in
          het oosten gevestigd. De Carthagers houden zich muisstil en verroeren
          zich niet, als Alexander hun moederstad Tyrus met de grond gelijk maakt.
          De Carthaagse diplomatieke afvaardiging in Tyrus mag vertrekken, maar
          moet minstens 8000 Tyriërs achterlaten.*
          Ondanks het feit, dat Tyrus al lang niet meer zo belangrijk was en dat
          Carthago in feite al het vaandel van de Feniciërs had overgenomen,
          moet de val van Tyrus toch een verpletterende indruk hebben
          achtergelaten in Qart Hadasjt. Men stond nu echt verder helemaal alleen.
          Een restant van een Oosters volk, verdwaald in een westelijke wereld,
          die steeds meer Griekse trekken kreeg.
          Alexander rukt met zijn Grieks/Macedonische leger verder op naar Egypte
          en Cyrenaïca (Siwah), maar laat de Carthaagse gebieden toch met rust.
          Carthago stuurt wel een spion naar Alexander's leger (Hamilcar
          Rhodanus), die moet nagaan, wat de bedoelingen van Alexander zijn. Die
          schijnt inderdaad van plan te zijn geweest om 1000 oorlogsschepen te
          bouwen en om een weg aan te leggen door de woestijn van Libyë. De dood
          van Alexander in 323 heeft Carthago reeds in deze eeuw voor de ondergang
          gered.

          Het is in deze tijd, dat Oost‑Fenicië definitief onder de
          Grieken/Macedoniërs komt. Was de culturele invloed al sterk aanwezig in
          bijvoorbeeld Sidon en Arados; in 332 komt er tevens een militaire en
          bestuurlijke onderworpenheid bij. Op Sicilië blijft de toestand vrij
          rustig, want zowel Grieken als Carthagers houden zich aan de afgesproken
          vrede.


          * Quintus Curtius vermeldt twee Carthaagse ambassades naar Tyrus. De  eerste is de normale en doet zijn jaarlijkse religieuze verplichting. De tweede schijnt puur diplomatiek van aard te zijn. Die moet de Tyriërs  duidelijk maken, dat men hen militair niet kan helpen. Zie verder blz. 116 van deel Een, par.3.5.2.

              CYRENE heeft zich inmiddels losgemaakt van Egypte. In en om de
              stad woedt een burgeroorlog. De ene partij wordt geleid door de
              Spartaan Thibron, terwijl de andere partij de meeste Cyreners
              achter zich weet te scharen (30.000). Deze laatst genoemde partij
              wordt door de Carthagers in ieder geval financieel ondersteund.
              Enige munten uit deze tijd hebben de Carthaagse palm op de achter‑
              kant!
              Toch overwint Thibron, maar daarna grijpt Ptolemeus in en brengt
              uiteindelijk het gehele gebied weer onder Egypte (Ophellas).
              Waarschijnlijk schuift de grens tussen het Carthaagse en
              Ptolemeïsche rijk wat naar het westen op. Strabo acht Euphrantas
              Pyrgos als de grensplaats sindsdien. In 320 noemt het vredesver‑
              drag van Triparadeiros een gebied verder dan Cyrenaïca als be‑
              horend tot Ptolemeus. Tevens wordt in dat verdrag bepaalt, dat
              al het land in die verdere richting van Ptolemeus zou zijn!

          Gestaag wordt een redelijke verstandhouding opgebouwd tussen Puniërs en
          Grieken en dat na zoveel oorlogsgeweld. Zelfs in Carthago vestigt zich
          een kleine Griekse handelskolonie. Carthago functioneert verder als
          bemiddelaar tussen diverse Griekse steden, die om de haverklap met
          elkaar overhoop liggen. Anderzijds komt er een steeds grotere
          wederkerige invloed op elkaar.

          In Noord‑Afrika heeft het Carthaagse rijk achter de rook van de
          Siciliaanse oorlogen goeddeels definitief zijn vorm bereikt. Alle
          Fenicische kolonies op de Afrikaanse kust zijn nu tot het Carthaagse
          gemenebest toegetreden. Alleen Utica blijft in naam onafhankelijk en zal
          dat tot het einde van de 2e eeuw blijven. Nog in het verdrag met
          Philippus van Macedonië wordt de stad in 215 apart vermeld.
          Alle overige kolonies moeten aan Carthago een jaarlijkse schatting
          betalen en manschappen en schepen leveren. Zo moet Leptis bijvoorbeeld
          465 talenten betalen. Dat is een onwaarschijnlijk hoge som.
          Als tegenprestatie genieten de oude Fenicische nederzettingen
          bescherming van Carthago, hun nieuwe hoofdstad. Dit is een geheel andere
          constellatie dan in Oost-Fenicië. Daar waren lange tijd minstens vier
          steden meestal onafhankelijk van elkaar met ieder voor zich hun
          bijsteden en bijhavens. In West-Fenicië is er één grote aanvoerder‑
          stad, die tracht te redden, wat er nog te redden valt aan Fenicische
          cultuur en macht. En dat lijkt lange tijd nog heel veel te zijn.
          Inmiddels zijn de Feniciërs al 8 eeuwen in het westelijke deel van de
          Middellandse zee daadwerkelijk aanwezig en bepalen zij daar goeddeels de
          vooruitgang van cultuur en beschaving. Dit is een immens lange tijd, die
          pas in de laatste eeuw veel strijd heeft gekend met een dodelijk
          concurrent. Er staat echter een nog grotere worsteling voor de deur met
          zowel de Grieken als de Romeinen.
          In het Afrikaanse binnenland spreken de inheemse vorsten steeds meer het
          Punisch en ook het Libysche en het Berbervolk gaat daartoe over. De
          landerijen worden groter in omvang en in aantal, bewerkt door vele
          duizenden slaven. Carthago's greep op het binnenland wordt steeds
          sterker, maar ook andersom, is een beïnvloeding merkbaar. Carthago is in
          deze tijd niet alleen de eerste Kanaänietische stad, maar wordt tevens
          de eerste Libysche stad. Het aantal pure Feniciërs zinkt in het niet
          bij de ontstane bevolkingsgroep, die we aanduiden met de naam Liby‑
          Feniciërs.

              CHAOS op Oost‑Sicilië.
              De Oligarchische partij staat onder de leiding van Sosistratus,
              maar deze moet uit Syracuse vluchten. De situatie is in deze
              periode erg verward, maar wel is zeker, dat Carthago erbij be‑
              trokken raakt. Op een gegeven moment ligt er zelfs weer een
              Carthaags leger voor Syracuse.

Agathocles
Een nieuwe avonturier meldt zich in Syracuse en weet na verloop van tijd delen van Oostelijk Sicilië in handen te krijgen.
Agathocles moet overigens zijn veroveringen in 315 weer afstaan na een fel Carthaags protest. Messana en Mylae worden dan ook ontruimd. Ondertussen vormt zich een anti‑Syracuse verbond van Akragas, Messana en Gela.
          Zie Boek 149.DIE HERRSCHAFT DES AGATHOKLES.
          Helmut Berve. Sitzungsberichte der Bayerischen Akademie der  Wissenschaften. Jahrgang 1952, Heft 5, München 1953. Gaat  vooral in op de ter beschikking staande bronnen. Van belang  vanwege de confrontatie met Carthago.
Wat is waar en niet waar van de overlevering door Diodoros, of wat is onwaarschijnlijk. Op wie heeft Diodoros zich gebaseerd?
Leemte in de periode 319/8 - 316/5. inname Messana in 313/2.  vrede van 314/3 . Naar Afrika in 310. Met 2000 man van Afrika terug in 308/7. 304: Agathocles aan de macht in Syracuse. 299 Corcyra onder A.