4.2.5. De verdere strijd ter zee in 259‑257.
In
het jaar 259 komt het mogelijk tot een volgende zeeslag. Vlak voor Thermai aan
de noordkust van Sicilië leveren wellicht de Romeinen en Carthagers opnieuw
slag. De sterkte van de vloten is niet bekend en evenmin de verliezen aan beide
zijden. Het enige wat zeker is, dat de Carthagers nu wel goed voorbereid waren
en dan ook met de overwinning gingen strijken. Binnen het jaar zou er dan wraak
genomen zijn voor Mylae. Hoe de Carthagers het probleem met de enterbruggen
oplosten, is onbekend.
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
Zie Boek 131.MARINES ANTIQUES DE LA
MEDITERRANNEE,Jean Meirat, Librairie Artème Fayard, Paris, 1964.
Van belang vanwege de zeevaart-aspecten.
Zie:
Map 16.5.DER ERSTE PUNISCHE KRIEG
UND DAS PROBLEM DES RöMISCHEN
IMPERIALISMUS, Alfred Heuss,
Wissenschaftlichen Buch‑
gesellschaft/ Darmstadt.
Map 16.4.DE ROMEINSE STRATEGIE
TER ZEE IN DE EERSTE PUNISCHE
OORLOG, J.H.Thiel, map 16.
Zie Boek 164.BEITRÄGE ZUR GESCHICHTE SARDINIENS UND CORSICAS
IM ERSTEN PUNISCHEN KRIEGE.
Wuellenkritisch-Geschichtliche Untersuchungen.
Inaugural-Dissertation von Åke Eliæson, Uppsala 1906. Almqvist & Wiksells
Buchdruckerei-A.-G.
Diod XV 27,4 Romeinse kolonie naar
Sardinia? Zonaras VIII 10,1: Carthagers zouden vanuit Sardina een aanval
plannen in 262L.Cornelius Scipio in 259 via Corsika naar Olbia en trekt terug
als er een Carthaagse vloot aankomt.
Hannibal = hulpvloot uit Afrika, Hanno
= commandant te Sardinia. Hanno sneuvelt? of een andere Hanno, die in 258 daar
opereert. In 258 gaat C.Sulpicius Paterculus naar Sardinia. Hannibal in de val
bij Sulcis. Hanno verslaat echter weer Sulpicius. Het probleem van de drie?
Hanno's?
Zie:
Autour des combats des années 259 et 258 en Corse et Sardaigne, E.Lipinski, OLA 33, Leuven
1989.
Het
komt in ieder geval bij Olbia en Sulcis tot gevechten:
Map 25.2
Olbia (nel periodo Paneda Roma MCMLIII Unione
punico
e romano) academica nazionale
TYNDARIS
Deze stad bevindt zich in 257
nog steeds in handen van de
Carthagers. Wanneer de Romeinen
er vlakbij aan het ontschepen
zijn, valt de Carthaagse vloot
over hen heen. Regulus vaart
met slechts 10 schepen uit om de
Carthaagse schepen op te
vangen. Negen schepen gaan
verloren van het Romeinse eskader.
Alleen het schip van Regulus kan
ontsnappen, maar de opoffe‑
ring van het eskader was de
moeite waard om tijd te winnen.
Daarna komen tenslotte alle
Romeinse schepen op zee en ontbrandt
de strijd pas goed. De
Carthaagse vloot met 80 schepen is ver
in de minderheid t.o.v. de 200
Romeinse en tracht zich zo snel
mogelijk aan de strijd te
onttrekken. Dat lukt niet geheel.
Ze verliezen 18 schepen (8 tot
zinken en 10 maken de Romeinen buit).
Wellicht zijn de Carthagers bij
deze zeeslag wel de verraste
partij en hadden zij de Romeinen
daar niet al ontschepende ver‑
wacht aan te treffen, want
anders ga je met een vloot van 80
schepen toch niet een vijand met
200 te lijf.
In
het jaar 259 proberen de Romeinen een inval op Corsica. Onder de leiding van
L.Cornelius Scipio verwoesten zij Aleria. Een inval op Sardinië mislukt door de
nadering van de Carthaagse vloot (Hanno).
Nog
in dit jaar of in het volgend jaar herhaalt Scipio zijn tocht en het komt op
Sardinië zelfs tot een veldslag, waarbij de Carthaagse admiraal Hanno het leven
verliest.
Een
jaar later (258) zien we C.Sulpicus Paterculus met een vloot bij Sardinië
verschijnen. Hij plundert de kusten en wil vandaar naar Afrika oversteken. De
admiraal Hannibal (volgens Orosius nog steeds de oude) verspert hem de weg. Er
is sprake van een sterke zuidenwind, die zowel de Romeinse als de Carthaagse
vloot naar Sardinië laat terugkeren. De Carthaagse vloot geraakt daarbij in een
val en Hannibal verliest vele schepen. Hij vlucht de stad Sulkoi in en de woedende
bevolking vermoord hem tenslotte. De opvolger van deze Hannibal is weer een
Hanno en hij overwint de Romeinen tegen het einde van het jaar 258 ergens in
Sardinië.
Het
komt dus niet tot een blijvende bezetting van de eilanden. In 241 zijn Corsica?
en Sardinië nog steeds behorend bij het Carthaagse rijk.
In
het jaar 257 komt het nog een keer tot een grotere zeeslag en nu weer bij de
noordoostpunt van Sicilië, n.l. bij het Tyndarisch voorgebergte. Beide partijen
claimen de overwinning. Het was dus meer een gelijkspel.
Overigens
worden in de zeeslagen steeds grotere schepen gebruikt. De z.g. vijfdekkers met
een bemanning van 300‑400 man of meer zijn nu in zwang. Een oorlogsvloot van
bijvoorbeeld 100 schepen telt al gauw tegen de 40.000 mensen. Dat zijn voor die
tijd enorme aantallen. Een heel leger is nodig om een vloot te bemannen. Het
zal duidelijk zijn, dat Carthago met zijn beperkte eigen mannelijke bevolking
op den duur grote problemen krijgt bij het bemannen van de vloten, zeker
wanneer de omvang van de vloten gaat stijgen tot boven de 200 schepen. Als er
dan ook nog eens forse verliezen aan mensenlevens optreden, dan wordt
duidelijk, dat Carthago grote problemen gaat krijgen.