2.1. De eilanden in de Atlantische oceaan.
Eenmaal aangekomen
bij Tarfaya moeten
de Feniciërs welhaast automatisch de Canarische eilanden
ontdekt hebben. Vanaf de Afrikaanse kust is bij helder weer de bijna
4000 meter hoge vulkaan
op Tenerife zelfs met het blote
oog te ontwaren. Nog dichter bij de Afrikaanse
kust liggen de eilanden Fuerteventura en Lanzarote. Even na 146 v.C
verkent Polybios met een Romeinse vloot deze kusten. Veel later omstreeks het begin van onze
jaartelling doet een vloot van koning
Juba II van Mauretanië de eilanden aan en vindt
er de puinhopen
van een Fenicische (?)
nederzetting op Gran
Canaria. Hij noemt
een van de eilanden naar de er
kennelijk voorkomende geiten!!!
Zie map
73.5 Afrika in de Oudheid W.F.G.Lacroix Eburon, Delft
Een linguïstisch‑ 1993
toponymische analyse copie
Zie tevens:
LIXOS, Taradell, M. (Tetuan 1959).
MOGADOR, Jodin, A
in:"Notre prélim.sur l'établissement
préromaine de Mogador" (Campagne
1956‑1957), Bulletin d'archéologique
marocaine, II, 1957.
ANTIEKE NAAM moderne naam bijzonderheden
RUSADDIR Melilla
Cap
des Trois Fourches
TAMUDA Tétouan
Ceuta = ABYLA
Ksar
es Srir
Tanger = TINGI(S)
COTES PROM. Cap
Spartel
TRIGX?
COTTE?
ZILI Azila
LIXUS Tchemmich
El
Araïch
Lac CEPHESIAS Merdja Ras ed Doura
THYMIATERION Méhédia
(BANASA)
Rabat
(VOLUBILIS)
PROM D’HERMES
SALA Chella
Azemmour
RUSIBIS Mazaghan
PROM.SOLEIS Cap
Cantin
Safi
PROM.D’HERCULE? Ras
el Hadid
Mogador
RUSADDIR? Cap
Sim
Cap
Ghir
Agadir
De moderne benaming
is door S.Gsell veelal gedaan in de Franse versie. Tegenwoordig hebben de
meeste namen een Arabische uitvoering gekregen.Overigens is tegenwoordig de
lijst sinds S.Gsell aanzienlijk aangevuld en verbeterd.
Zie map 23.8
Diverse kaarten uit S.Gsell Paris 1922!
L'Histoire ancienne du
l'Afrique du nord
Op
Gran Canaria treft Juba II ruïnes van een nederzetting aan. Het is zeer wel
denkbaar, dat dit een opgegeven Fenicische of Carthaagse plaats was.
Zie Boek 257.KANARISCHE INSELN
Merian 4 – XXXIV/C Tijdschrift met 27 artikelen.
Blz
38 oorsprong
van de naam
46 drakenboom
58 regenboom
Hierro
64 inscripties
128 wijnakkers
DE PURPEREILANDEN
Plinius (23‑79 n C) noemt ze
zo en dat heeft zijn reden.
Op de Canarische eilanden
groeit namelijk een korstmos. Hiermee
konden duurzame lakmoesverven
worden gemaakt en dat hadden de
Feniciërs nodig voor hun te
verven kledingstukken e.d.
Daarnaast was van belang de
zogeheten "Drakenbloedboom", die een
harssoort afscheidde, die
prima als rode kleursstof te gebruiken
was.
Voor deze twee producten
bezochten de Feniciërs lange tijd de
eilanden en brachten de hars
en de mos over vele duizenden kilo‑
meters naar Sidon en Tyrus,
alwaar die verwerkt werden.
Na de ondergang van de
Fenicische en Punische steden verdwij‑
nen de eilanden in de
vergetelheid.
Juba II van Mauretanië gaat
er tussen 50 v C en 23 n C nog een
keer heen en vind alleen vele
oude gebouwen, maar de bewoners
zijn verdwenen.
Pas de Genuezen in 1270 n C
herontdekken de eilanden voor
Europa, maar de Arabieren
moeten er tussentijds ook al zijn
geweest.
De Canarische eilanden werden
nooit ten volle
door de Feniciërs
gekoloniseerd. Ze vestigden er wel
een uitwijkplaats voor noodgevallen
en ze exploiteerden er een zeldzame
mos en hars,
wat ze voor
hun
ververijen nodig hadden.
Ook op Madeira is het niet verder
gekomen dan een provisorische kolonie.
De scheepvaarders van Gadir zijn er
misschien bij toeval in slecht weer
terecht gekomen.
Madeira zou ook het eiland kunnen
zijn, dat Diodorus Siculus beschrijft
op basis van de bevindingen Timaeus
van Taormina. Er wordt
daarbij
gesproken over "een groot eiland in de oceaan ten westen van
Libyë,
waarvan de
bergen begroeid zijn met bossen. In
het wild groeien
er
vruchtendragende bomen. Er zijn bronnen en wijde vlakten, doorsneden met
bevaarbare
rivieren (?). Het eiland heeft een subtropisch klimaat en de
bewoners
leven van visvangst en jacht. In de winter
nemen de bewoners
hun intrek
in huizen."
Het is een bijna sprookjesachtige beschrijving, die
op de bevaarbare
rivieren na, best op Madeira zou
kunnen slaan. De Etrusken schijnen op
de hoogte te zijn gebracht van het
bestaan van Madeira. Zij vatten dan
ook het idee op om er een kolonie te
vestigen. Dat schijnt echter door
Carthago verijdeld te zijn.
Tot in de eerste eeuw blijft het
bestaan van Madeira aan de inwoners van
Gadir bekend. In het jaar 80 bieden
zij de in
ballingschap levende
Sertorius aan om hem er heen te
brengen.
Van Madeira en de Canarische eilanden
is het zo goed als zeker, dat de
Feniciërs die eilanden kenden en
er in ieder
geval provisorische
uitwijkplaatsen hebben gesticht. Van
de Azoren is het
duidelijk veel
minder
zeker.
Wat te denken van de legende, waarbij een van de stichter
van Carthago “Äzoros” wordt genoemd. Nu slaat dat in eerste instantie terug op
ZOR of Soer (=> Tyrus), maar het geeft toch te denken. Serieuzer is de
volgende bijdrage:
Zie map 45.2.5:Did Carthagian mariners reach
the island of
Corvo (Azoros)
B S J Isserlin, Leeds,
Zie map 84.13:A Phoenician
Fable (Corvo), M.Patricia & P.M.Bikai
Over verdere Atlantische reizen en ontdekkingen rept
verder deel Drie 5.2 t/m 5.6.
Mauretanië.
De oorspronkelijke
bewoners zijn de Berbers, ofwel beter de Imazighen (=vrije mensen). Volgens Ibn
Chaldoen (1132-1406) zijn de Berbers de afstammelingen van Canon, de zoon van
Cham en kleinzoon van Noah. Zij zouden Palestina ontvlucht zijn nadat David
Goliath had verslagen. Mogelijk is dit een echo van de vroege Punische én
Joodse aanwezigheid. Al vanaf 700 v.C
zijn er sporen traceerbaar van Punische faktorijen langs de kust: Lixus,
Essaouira, Sala, , Tanger, Asilah. Na de verwoesting van Carthago (146) neemt
de Punische invloed sterk toe. Volubilis wordt hun voornaamste centrum. De
Joden kwamen in grotere getale al na 586 v.C na de verwoesting van de tempel.
Juba II regeert als Romeins vazal van 25 v.C tot 23 na Chr. In 285 na Chr trekken de Romeinen zich terug
uit Volubilis. Daarna blijft de stad echter nog vele eeuwen bewoond tot de
aankomst van de Arabieren. Wat er in die tijd in Mauretanië gebeurde is vrijwel
niet bekend!!!! Arabische kronieken verhalen verder van een Joodse prinses
Dihya ofwel later Kahina, die zich tegen de Arabische overheersing verzette.
78.12. Geschiedenis van
Marokko H.Obdeijn, P de Mas
Bulaaq/v.Halewyck
Ph.Hermans
Amsterdam/Leuven