3.2. Kortstondig herwonnen autonomie.
Met de dood van Assoerbanipal komt de
weg langzamerhand vrij
voor de
Egyptische legers om in Palestina
verder door te dringen. Een voor een
maken de Fenicische steden zich nu
ook weer wat vrijer. In 616 komt de
Babylonische onderkoning Nabopolassar
tegen Ninivé in opstand en maakt
zijn land weer onafhankelijk. Hij
gaat ook een verbond aan met de Meden
en gezamenlijk maken ze practisch al
in 614 een eind aan het Assyrische
rijk door Assoer te verwoesten. Twee
jaar later is Ninivé zelf aan de
beurt. Bijna het gehele Assyrische
volk gaat ten gronde. De wraak van de
zo lang onderdrukte volkeren is meer
dan verschrikkelijk. Dûr‑Sargon en
Kalach worden
geëgaliseerd. Toch is
de strijd nog
niet helemaal
gestreden, want uit onverwachte hoek
komt er voor
het gedecimeerde
Assyrië toch een sprankje hoop
opdagen. Egypte ziet
in Mesopotamië
namelijk een gevaarlijke nieuwe macht
ontstaan, die ook wel eens
haar
tentakels naar Syrië en Palestina zou
kunnen uitstrekken. Daarom stuurt
farao Necho troepen naar Noord‑Mesopotamië
in 609. In het begin
heeft
dat nog enig succes,
want dank zij
de Egyptische interventie
kan
Assuruballit van het resterende Assyrië zich
in Charrân handhaven.
3.2.1. Necho II.
Egypte had
velerlei Griekse en
Lydische invloeden van
betekenis
opgedaan, maar ook de Feniciërs laten
zich in
het opnieuw verrezen
Egypte niet onbetuigd. In deze korte
tijd van autonomie wordt de
naam
van Fenicië onverbrekelijk met
die van
Egypte verbonden door
twee
gigantische ondernemingen.
A.Een oud Suezkanaal.
Vanaf het jaar 609 gaat farao Necho,
althans zijn onderdanen, graven aan
een verbinding tussen de Nijl en de
Rode zee. Hij doet dat op instigatie
van de Feniciërs en met behulp van
hun technische kennis.
Het werk
vordert snel tot een orakel hem
onthult, dat hij slechts
arbeid laat
verrichten voor een vreemde heerser.
Daarop laat hij het werk
staken,
maar een groot deel was al gereed,
want later zal
het een vreemde
heerser niet veel moeite kosten om
het werk daadwerkelijk te voltooien.
B.Omzeiling Afrika.
Het is zo ongelooflijk, maar schijnt
toch waar gebeurd te zijn. In zo'n
ver verleden met zulke in verhouding
tot later, nietige schepen als de
Feniciërs hadden, schijnen zij het
toch klaar gespeeld te hebben
om
het
enorme continent te
omzeilen in opdracht
van Necho II.
Waarschijnlijk is dit rond het jaar
605 gebeurd.
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
In deze tijd ontplooit Carthago
zich in het westen voluit. Rond
650 worden door Carthago nieuwe
kolonies gesticht, zoals Ibiza
op de Balearen. Daarnaast stellen
steeds meer Fenicische plaatsen
zich onder de bescherming van
Carthago.
Volgens de overlevering door
Herodotus vertrekt men vanuit een haven aan
de Rode zee. De "Fenicische
mannen" doen er wel een paar jaar
over,
want om genoeg voedsel te hebben, zaait
men gewassen in,
die geoogst
moeten worden. De pauzes tussen het
varen door zijn dan ook lang.
Men
ziet de zon na verloop van tijd aan
de andere kant verschijnen en dat is
de doorslaggevende overlevering,
waarom algemeen wordt aangenomen, dat
de reis inderdaad heeft
plaats gevonden. Via
Lixus, Tingis en de
Middellandse zee keren de voor
die tijd
grootste ontdekkingsreizigers
terug naar de Nijlmonding. Deze grote
reis heeft voor vele eeuwen geen
blijvend gevolg gehad. Het is voor
zover bekend de enige reis, die de
Feniciërs en dan nog in opdracht van
een vreemde heerser gedaan hebben
uit
ontdekkingslust. Alle andere
bekende reizen werden
door de
Feniciërs en Puniërs gemaakt
allereerst uit winstbejag.
3.2.2. Egypte's opmars.
Nog onder het Assyrische bewind kon
Juda zich verheugen in een tamelijk
zelfstandige, weliswaar
schatplichtige positie. Na
de Assyrische
overheersing waant men zich te groot.
Na eerst het land noordelijk van
Jeruzalem veroverd te hebben, denkt
men er ook nog aan om het Egyptische
leger de doortocht bij Meggido te
beletten. Daar wordt het
leger van
Juda door dat van Necho II
verslagen, die verder
oprukt tot aan de
Eufraat. De Fenicische steden zijn
weer terug bij de oude vertrouwde
"beschermeling". De
handel en scheepvaart
kunnen zich weer
vrij
ontplooien. Toch komt er een kink in
de kabel, want de vooruitgeschoven
Egyptische troepen lijden een grote
nederlaag tegen Nabuchodonosor
zoon van Nabopolassar van Babylonië.
Weliswaar legt zelf Nabopolassar
het loodje in de slag bij Karkemisj
(605), maar de overwinning is voor
het Nieuw‑Babylonische rijk en
daarmee zal nieuwe ellende aanbreken voor
de Fenicische steden, die nog maar
net even gewend waren aan de een
stuk vrijheid en zelfstandigheid.
Herodotus
vertelt:
"Libya is toch duidelijk
door zee omgeven, behalve waar het aan Azië
grenst en dat is door de
Egyptische koning Nekoos, voorzover wij
weten voor het eerst bewezen.
Nadat hij het graven van het kanaal
van de Nijl naar de Arabische
golf had gestaakt, zond hij
Phoinikiërs met schepen uit met
de opdracht op de terugweg door de
Zuilen van Hèraclès te varen,
totdat zij in noordelijke zee en zo
weer in Egypte kwamen. De
Phoinikiërs nu vertrokken vanuit de Rode
Zee en voeren over de zuidelijke zee;
telkens als het herfst werd,
gingen zij aan land, bezaaiden de
grond, waar zij telkens in Libya
waren op hun tocht en wachten de
oogst af; als ze dan de oogst had‑
den binnengehaald, voeren ze
verder, zodat ze na verloop van twee
jaren in het derde jaar de Zuilen
van Hèraklès omvoeren en weer in
Egypte aankwamen. En zij
vertelden iets, dat ik niet kan geloven,
maar een ander misschien wel,
namelijk, dat zij bij het omvaren van
Libya de zon aan de rechterkant
hebben gehad."
In Boek IV,42 i.e.v.v.O Damsté.
3.2.3. Zeven vette jaren na Karkemisj.
Het zou nog tot 598 duren, voordat
Nebukadnezar ofwel Nabuchodonosor zich
definitief zou melden
aan de oevers
van de Middellandse
zee. De
Fenicische steden hadden nog zeven
jaren respijt en die tijd hebben ze
effectief gebruikt. Naar alle zijden
ontwikkelde zich de handel. Vooral
in Egypte kregen zij nog meer vaste
voet. Daarnaast werd
getracht de
Levantstaten te bundelen in een
bondgenootschap tegen het nieuwe gevaar
uit Mesopotamië. Door Egypte wist
men zich
in ieder geval
gesteund.
Itho‑Baäl voert het bondgenootschap
aan in Tyrus. Edom, Moab en koning
Zedekia van Juda treden evenals de
overige Fenicische stadstaten ook
toe.
Zie:Boek 126.PHOENIX 41,3 Ex
Oriente Lux, Leiden, 1995.
met o.a.: ‑
Oude scheepvaartkanalen in Egypte, A.Wegener Sleeswijk
Geen opmerkingen:
Een reactie posten