donderdag 28 augustus 2014

54.Fenicische periode in het westen.


          1.      DE FENICISCHE PERIODE.


 

          Voordat  de  Feniciërs  vanuit  Sidon  en  Tyrus  vooral  hun   eerste

          nederzettingen stichten, bevoeren zij al wel de zeeën daar naar toe. Via

          de noordkust van Afrika of via Hellas en Zuid‑Italië bereikten  zij  het

          westelijk bekken van de Middellandse  zee.  In  het  begin  hielden  zij

          overdag nauwgezet het strand of de kustgebergten in het oog, terwijl zij

          's‑nachts hun schepen op het strand trokken. Later oriënteerden zij zich

          op de kleine beer en voeren vrijmoediger over de grote binnenzee.  Om  te

          begrijpen waar de Feniciërs tenslotte hun steden en factorijen in  het

          westen  vestigden,  is  een  kort  inzicht  in  de  fysisch‑geografische

          gesteldheid noodzakelijk.

 

          1.1.    De fysisch‑geografische gesteldheid van Noord‑Afrika.

 

          De Feniciërs landen in Noord‑Afrika in feite op een  enorm  langwerpig

          eiland. dat in het noorden door een waterzee en in het zuiden  door  een

          zandzee omsloten is. De kust zelf is grotendeels bergachtig met  her  en

          der beschutte baaien. De kust van het huidige Tunesië kent nog de meeste

          kustvlakten met in het zuiden een diepe zoutmeerdepressie.

          Algerije bestaat uit een centrale hoogvlakte met daaromheen  bergketens.

          Vooral de kust kent vele kapen, afgewisseld met kleine  kustvlakten  aan

          baaien en golven. In de pre‑historie moet het klimaat duidelijk warmer en

          vochtiger zijn geweest. Toen kwamen er vele tropische dieren en  planten

          voor. Tegen de tijd, dat de Feniciërs er aan land gaan, is het klimaat

          al veel droger geworden en breidt de Sahara zich uit, alhoewel  die  nog

          lang niet zo uitgedroogd was, als nu. Zelfs de kust  van  Libië  schijnt

          over enige gedeelten nog bebost geweest te zijn. Zo zouden de heuvel van

          Grâces en de kaap Misrata (Cephelès) bij de rivier  Kinyps * bebost  zijn

          geweest. Ook worden volgens Polybius in de Darat (Oued Draa) en  in  een

          meer te Mauretanië  volgens  Juba  II  van  dat  land  tropische  dieren

          aangetroffen. In  het  bijzonder  zijn  veel  olifanten  aanwezig.  Veel

          Carthaagse legers maken daar met tientallen tegelijk gebruik  van,  maar

          ook nog de latere koningen Jugurtha van Numidië en Juba I van Mauretanië

          hebben ze nog in resp. de 2e en 1e eeuw in hun bezit.

          Dat alles duidt op in ieder geval een vochtiger klimaat. De  kustvlakten

          en gebergten zijn dan  ook  over  het  algemeen  nog  bebost.  Meer  het

          binnenland in vinden we steppen en tenslotte de woestijn.

 

          XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX

 

* Zie: de vergeefse poging van Doriëus om in Libië in de bosrijke streek langs de Kinyps een nederzetting te stichten in c.520 v.C.

 
                  Pomponius Mela I,12:
                  FENICES, SOLLERS HOMINUM GENUS ET AD BELLI PACISQUE MUNIA
                  EXIMIUM: LITTERAS ET LETTERARUM OPERAS ALIASQUE ETIAM ANTES,
                  MARIA NAVIBUS ADIRE, CLASSE CONFLIGERS, IMPERITARE GENTIBUS,
                  REGNUM PROELIUMQUE COMMENTI.

          1.2.    De etnografische samenstelling van Noord‑Afrika.
 
          Aan een groot deel van de kusten van Noord‑Afrika wonen de Libyërs,  die
          voor een deel later meer en meer Liby‑Feniciërs of  Puno‑Libyërs  gaan
          worden. Dit vanwege eerst de overname van de Punische  taal,  maar  ook,
          omdat er een daadwerkelijke vermengng  met  de  Feniciërs  en  Puniërs
          plaats vond. In het binnenland vinden  we  in  grote  getale  Numidische
          nomadische stammen,  die  vooral  geconcentreerd  zijn  in  het  huidige
          Algerije. Het huidige Marokko wordt bewoond door de Mauren. Verder waren
          er in het binnenland nog volgens Herodotus:
 
          tabel 1.Inheemse Noord‑Afrikaanse volken en hun voornaamste woonplaats,
                  uitgedrukt in de huidige landen‑ en streeknamen.
          stammen/volken                                    woonplaats
          ‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
          Gaetuliërs                                        Sahara
          Pharusiërs                                        ?
          Maxyen                                            Tunesië
          Gyzanten                                         Tunesië
          Machlyen                                         Tripolitanië
          Maken                                              Tripolitanië
          Ausen                                              Tritoonismeer
          Garamanten                                     Sahara
          Gindanen                                         Tripolitanië
          Psyllen                                             Tripolitanië
          Nigrieten                                          Sahara
          Zauèken                                          Tunesië
          ‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
          Veel van deze volken kunnen we nu niet meer thuisbrengen. Waarschijnlijk
          zijn velen van hen opgegaan in achtereenvolgens het Carthaagse rijk, het
          Numidische rijk en  tenslotte  het  Romeinse  rijk.  Negers  treffen  we
          hoofdzakelijk aan in de noordelijke oases van de Sahara.
 
          XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
 
              PATERCULUS:
              "..fere anno octogesimo post Troiam captam, centissimo et vicesimo
              quam Hercules ad deos excesserat."
              STICHTING VAN GDR IN 1104/3? of 1101?
 
Zie Boek 246.AFRICA AND AFRICANS IN ANTIQUITY Edwin M.Yamauchi. Michigan State University Press, East Lansing. 2001 Michigan. Speciaal het hoofdstuk over Carthago en de Berbers.
 
 
          Zie Boek 9.HERODOTUS HISTORIëN.
          O.Damsté, Fibula van Dishoeck, Haarlem 1978. Hoofdredactie:
          J.Th.M.F.Pieters. Een register op naam en enige kaarten.
 
 
Map 19.1.L’Afrique du Nord dans l’Antiquité, F.Decret/M.Fantar, Payot Paris 1981.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten