Na
het mislukken van de eerste frontale aanvallen op de zuidwestelijke
muur, werd er eerst een weg geplaveid naar de stadsmuur. Hierbij werd
gebruik gemaakt van de vele voorhanden zijnde grafzerken op het erbij
gelegen kerkhof. Het behoeft geen verwondering te wekken, dat de
blootliggende lijken uiteindelijk de lucht verpesten en ook daad‑
werkelijk tot een pestepidemie leiden. Er vallen vele slachtoffers en
ook Hannibal zelf moet er aan geloven. Daarmee verliezen de Carthagers
een van hun grootste veldheren. Hij was een echte stedenbedwinger.
Gelukkig is zijn secondant van even groot kaliber, alhoewel het begin
als bevelhebber niet erg imposant was. Hij schijnt eerst kostbare tijd
verspild te hebben met het brengen van vuur‑ en zeeoffers ter
nagedachtenis van Hannibal en ter afsmeking van de goden voor een beter
vervolg van de strijd.
Dat komt vooralsnog niet, want er daagt hulp op voor Akragas. Er
verschijnt een vloot van 30 triremen uit Syracuse voor de kust, die de
ravitaillering van het leger van Himilco onderbreekt.
Tegelijkertijd komt er over land een poging tot ontzet vanuit Gela op
gang. Die strijdmacht bestaat voor het grootste deel uit Syracusers en
Italiaanse Grieken. Nabij de Akragasrivier vlak bij de stad komt het tot
een botsing met de 40.000 Iberiërs uit het noordelijk van Akragas
gelegen kamp van Himilco. Het gaat lange tijd gelijk op. Dan moeten de
Italiaanse Grieken op de ene flank terrein prijsgeven, maar aan de
andere kant winnen de Syracusers juist terrein. Onder Daphnaios breken
die tenslotte door en bereiken de stad Akragas. De Iberiërs trekken zich
terug en worden niet effectief achtervolgd in de alom ontstane chaos.
Een groot deel van de Iberiërs weet dan ook het kamp van Himilco in het
zuiden te bereiken, maar de verliezen zijn aanzienlijk met 6000
gesneuvelden. Het kamp in het binnenland moet worden opgegeven.
Ongetwijfeld zou dit tijdens de veldslag het moment geweest zijn voor
Dexippos en zijn troepen te Akragas om een uitval te doen. Zij wagen dat
niet, want, ofwel waren zij omgekocht, ofwel stond Himilco met het gros
van zijn leger klaar om zo'n uitval te ondervangen.
Dit passief blijven van de Griekse generaals in Akragas wordt hen niet
in
dank afgenomen. Later zullen ze er voor gestraft worden met
steniging.
ONTZETTINGSLEGER DAPHNAIOS
30.000 man voetvolk
5.000 ruiters
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
35.000 totaal
......................................................................
Zie map 40.3:Acragas Graecia, J de Waele, Den Haag, 1971
Akragas, G di
Giovanni, Agrigento ,
1979
Daphnaios neemt in Akragas het opperbevel over en laat zijn ruiterij het
omliggende land beheersen, waardoor de foeragering van het grote zeekamp
aanzienlijk wordt bemoeilijkt. Voor de kust verschijnt er zelfs
permanent een vlooteskader van Syracuse, die de proviandering van het
Carthaagse kamp nu vrijwel onmogelijk maakt. In het leger van Himilco
wordt al ras honger geleden en deze moet al zijn tact en
omkopingsvermogen aanspreken om muiterijen te voorkomen, dan wel de kop
in
te drukken. Vooral de Campaanse huurlingen maken het hem daarbij erg lastig.
Op
dit morele dieptepunt weten de Carthagers van Motya en Panormus uit
net op tijd toch een proviandvloot van Syracuse bestemd voor Akragas te
overvallen en slaat de stemming snel om. De aanvallen op de muren van
Akragas worden hervat en sommige Italiaanse Grieken in de stad lopen
over naar Himilco. Carthago doet tenslotte de beslissende zet door met
een eigen vloot van importantie alle vijandelijke schepen voor de kust
te
verjagen.
Nu
is het de beurt van Akragas om honger te lijden, want de stad wordt
nu
aan alle afgegrendeld. Ook de ruiterij van Daphnaios komt er
nauwelijks meer in het veld.
Toch duurt de belegering nog lang. Maand na maand verstrijkt zonder dat
een daadwerkelijke beslissing zich gaat aftekenen. Die komt pas, als
door de honger gedreven ook de Campaanse huurlingen in het kamp van
Akragas collectief overlopen. Dan staat Akragas geheel alleen. Na
maanden van belegering besluiten de 40.000 Akragantijnen om het vege
lijf te redden en in het holst van de nacht verlaten zij en masse hun
stad.
Over land en via de zee weten velen Gela te bereiken. Enkele
Akragantijnen weigeren hun stad te verlaten en zij worden de volgende
dag door de stomverbaasde Carthagers en hun bondgenoten aangetroffen. De
stad valt geheel intact in december van het jaar 406 in handen van
Himilco. De tempels worden in brand gestoken en beelden worden door
Himilco naar Carthago gestuurd. Het heeft echter maar weinig gescheeld,
of
de Carthagers hadden deze belegering verloren. Dank zij de tact,
diplomatiek optreden en standvastigheid van Himilco , alsmede door het
adequaat ingrijpen van de vloot van Carthago, Panormus en Motya werd een
dreigende ramp afgewend en kon uiteindelijk toch de overwinning worden
behaald.
De
beroemde en beruchte stier van Perilaos wordt door Himilco naar
Carthago gezonden. Deze bronzen oorspronkelijk uit Rhodos afkomstige
stier wordt pas in 146 door ene Scipio uit Carthago vervolgens naar Rome
gestuurd.
De Campaniërs in Akragas
worden door Himilco
voor 15 talenten
omgekocht. Mogelijk is ook
Dexippus voor zo'n bedrag
omgekocht.
De overval op de
Syracusaanse transportvloot
gebeurt door 40 triëren
uit Panormus en Motya.
Zij maken vele schepen
buit en brengen 8 schepen
van het escorte tot
zinken.
De veldslag van Agrigentum.
Het is een zeldzaamheid, dat een Carthaagse inscriptie
iets anders bevat dan een wijding. Deze inscriptie CIS I 5510 doet dat wel en
bevat de informatie over het beleg van Akragas in 406/5.
“Ook Hiempsal van Numidië rept hierover: de generaals
Adnibaal, zoon van Gisco de generaal en Himilco, zoon van Hanno, de generaal,
kwamen bij dageraad aan. Zij namen Agrigentum in en pacificeerden het, terwijl
de heer van dit land tot de vlucht werd gedwongen.”
Zie map 37.7.16:Carthagian Report on the Battle of Agrigentum in 406 BC CIS I 5510, C.Krahmalkov,
RSF II, Rome
1974
Deze mening is echter omstreden!
Een van de rijkste
inwoners van Akragas, Gellias,
begraaft zichzelf onder
de tempel van Athene en
steekt die in brand.
De val van Akragas zou in
juli 406 hebben plaats‑
gevonden volgens W Huss
in zijn "Geschichte der
Karthager", München
1985.
Zie map 35.9.17: Two neo-punic poems in rhymed verse,
C.R.Krahmalkov, Ann-Arbor, RSF III, 1975.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten