3.7. Het "bestand"
van 392‑383.
Een klein decennium gunnen de Grieken en Carthagers op het eiland elkaar
een betrekkelijke rust. Dionysius I snelt naar het toppunt van zijn
macht. Zijn kaapvloot plundert in 384 het rijke Etruskische Pyrgi,
alwaar ook de Carthaagse koopvaarders veelvuldig aanleggen. Het is maar
één van de vele acties, die zijn kaapvloot onderneemt. De buit en vele
rijkdommen vloeien de metropool van de Grieken in Magna Graecia binnen.
Syracuse krijgt inderdaad de allure van een Athene van het westen. Dat
alles betaalt Dionysius met zijn kaapvaart, maar ook met de diefstal van
de
Carthaagse schepen, die bij het begin van de derde Siciliaanse oorlog
in
de haven van Syracuse zaken aan het doen waren.
Na
de grote Libysche opstand en de zware Griekse oorlogen sinds 410 met
als dieptepunten het verlies van Motya in 397 en het verlies van het
leger van Himilco in 396 gebeurt er psychisch iets bijzonders in
Carthago. Uit een onderzoek van L.E.Stager van de universiteit van
Chicago is komen vast te staan, dat vooral na 400 het aantal
kinderoffers sterk toeneemt. Voordien stelde men wellicht de goden
vooral
tevreden met surogaatoffers en nu na 400 keert men weer naar de oude
praktijken in verhevigde mate terug. Stagers geeft hieraan de volgende
verklaring:
"In het begin had Carthago te
weinig mankracht en kon het zich
nauwelijks veroorloven om de eigen
stam meer dan nodig te kortwieken. Nu
de stad in 400 250.000 inwoners
telde, kon men de oude gebruiken wel ten
volle toepassen. Bovendien werd de
aristocratie aldus beperkt gehouden
en waren meeëters in de grote
verzamelde rijkdom ook minder."
Deze theorie van Stager over de mentaliteit van de Carthagers lijkt niet
erg houdbaar. De stad telde nog geen 200.000 mensen. De tegenslag in 480
had niet een dergelijk gevolg.
Waarom dan opeens in 400 die enorme
toename? Het kan zijn, dat de Carthagers, of althans de leiding van de
stad, nu pas goed in de gaten kregen met een agressieve Griekse tiran te
maken te hebben, die de middelen voor vernietiging in handen had.
Om
de goden gunstiger te stemmen en om de bevolking geruster te stellen
werd
dan ook over gegaan tot de exactere uitvoering van de gebruiken,
die overigens altijd al hadden bestaan.
Een
eenvoudiger verklaring voor de bevindingen van Stager vormt het voorkomen
van
de diverse pestuitbraken en opstanden aan het begin van de 4e eeuw
v.C,
waardoor
niet alleen de gewone, maar ook de kinderkerkhoven veel meer dan
normaal
bezoek ontvingen.
Er
valt de Feniciërs te verwijten, dat bij hun handelen wel erg veel
het economisch motief centraal stond. Maar om die karaktertrek ook als
verklaring voor de kinderoffers te laten gelden, gaat wel erg ver.
Bedacht moet worden, dat mensenoffers voor de goden een gebruikelijke
zaak is geweest in de antieke wereld. Ook Romeinen en Grieken hebben
zich eraan schuldig gemaakt. Dat na 400 het aantal kinderoffers te
Carthago sterk toenam, heeft wellicht te maken met de diep religieuze
karaktertrek bij de Feniciërs. De goden waren vertoornd en zij moesten
tevreden gesteld worden. Verder was hierbij belangrijk, dat door het
offeren de eigen goden sterker werden, waardoor die het beter konden
opnemen tegen de Griekse goden bijvoorbeeld.
Juist in deze tijd ondergaan de moedersteden in het oosten een grote
Griekse invloed. Zelfs sluit men zich tijdelijk aan bij Evagoras I, die
Cyprus als uitvalsbasis heeft verworven. Lang duurt dit Griekse avontuur
niet, want zowel Fenicië als Cyprus komen op den duur weer onder
Perzische controle. De Perzen raken wel voor langere tijd de controle
over
Egypte kwijt.
In
het westen moeten de Etrusken steeds meer terrein prijsgeven. Ze
worden vooral deerlijk gehavend door de kaapvaart van Dionysius.
Carthago ziet alles nog vrij berustend aan, maar waarschijnlijk is de
plundering van Pyrgi (en Agylla) toch de druppel, die de emmer deed
overlopen voor de volgende Siciliaanse
oorlog. De schepen van Dionysius
zullen zeker niet de Carthaagse pakhuizen en voorraden in Etruskenland
hebben ontzien en als een Carthaagse koopman ergens gevoelig voor is,
dan zijn het wel zijn eigendommen.
In
383 tracht Dionysius de Elymiërs en de Sicaniërs tot afval van
Carthago te bewegen. Een paar jaar eerder was Leptinus al in Selinous
geland. De Carthagers zijn gewaarschuwd en wanneer de oorlog in 382
opnieuw uitbreekt, brengen zij die verrassenderwijs over naar Zuid‑Italië.
Hoe verder weg, hoe beter, moet men gedacht hebben.
Zie ook Boek 35.SELINUNTE
History and Guide. F.Bilello.
Publishers Sava . Palermo 1982.
De geschiedenis is zeer beknopt. Wel
een goede beschrijving
van de tempels. Reconstructies. Gids.
Plattegronden.
Portretten van enige Grieken. Foto's.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten