1. DE PROTO‑FENICISCHE PERIODE.
Van de
Feniciërs in het oostelijke deel van de Middellandse zee weten we beduidend
minder af dan van de Carthagers/Puniërs uit het westelijke deel van hun zee.
Nochtans hebben recente opgravingen steeds meer aan het licht gebracht. Meer
dan 2000 jaar weten de (Proto‑)Feniciërs hun bij tijd en wijlen zeer beperkte
zelfstandigheid te handhaven. Met de komst van Alexander de Grote valt
definitief het doek over de beperkte mate van zelfstandigheid als Fenicische
steden en gaan de Feniciërs op in de Hellenistische staten. Twee millenia lang
functioneren zij echter als intermediairs, tussenhandelaren, diplomaten en als
schakels in zijn algemeenheid tussen de grotere mogendheden. Daarmee bouwden
zij veelal een grote rijkdom op, maar die zou hun door afgunst uiteindelijk ook
weer noodlottig worden.
1.1. Herkomst van de Feniciërs.
De meest
geponeerde opvatting is, dat de Feniciërs afstammelingen van
de Negev‑semieten
zouden zijn. Tussen 4000 en 2700 vinden we tal van
Semietische
volksverhuizingen in het Nabije Oosten. Kanaänieten,
Assyriërs,
Akkadiërs en Amorieten penetreren in de vruchtbare valleien
van de
Tigris, Eufraat en de Jordaan. De proto‑Feniciërs vestigen zich
in deze tijd
waarschijnlijk voor het eerst in kleine groepjes aan de
Middellandse
zeekust. 1)
Hoe precies
de tocht vanuit de Negevwoestijn naar de kust verlopen is,
is onbekend.
Wel staat vast, dat het een langdurige operatie moet zijn
geweest.
Voordat iedere stam zijn min of meer blijvende verblijfplaats
had
gevonden, zijn honderden jaren verstreken. Van Feniciërs schijnt in
de Negevwoestijn
nog geen sprake te zijn. Vrij algemeen wordt aangenomen,
dat het
Fenicische volk, zo dat ooit vorm heeft gekregen, pas na vestiging
aan de
Levantkust, gestalte heeft gekregen. In feite is dit een smeltkroes‑
effect geweest
en zijn de Feniciërs voortgekomen uit de reeds woonachtige
bevolking,
Negev‑Semieten, Zeevolken e.d.
Grote
volksverhuizingen vinden hun geografische oorsprong meestal in
onherbergzame gebieden. De Mongolen begonnen hun tochten in de Gobi‑
woestijn. De
Semieten vanuit de Negev en de Arabische woestijn.
Woestijn is
overigens een wat te sterke uitdrukking voor dat gebied in
die tijd.
Het klimaat was namelijk een stuk aangenamer en er was een
steppevegetatie. Het klimaat werd droger en dat kan de reden geweest
zijn, waarom
ook de proto‑Feniciërs op zoek gingen naar nieuwe
woonplaatsen. 2)
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
1).D.Harden in "The
Phoenicians" noemt twee pieken van infiltratie door
de Kanaänieten in 2350 en tegen
2000, met de aantekening wie dan wel
de Giblieten waren, die immers
veel eerder reeds aanwezig waren in
wat later Byblus werd genoemd.
2).Voor andere stellingnames (zoals
Hadremaut, Bahrein e.d.) wordt ver-
wezen naar Deel Drie onder
Herkomst.
C H J de
Geus stelt in zijn artikel "Nomaden en sedentairen in het
oude Midden‑Oosten",
dat de z.g. golventheorie te eenvoudig is. De
migratoire
bewegingen waren veel ingewikkelder dan eenvoudig van tijd
tot tijd een
explosieve migratiegolf naar het cultuurland aan de zee of
naar de
grote vlaktes aan de rivieren. Andersom schijnen er ook juist
bewegingen
geweest te zijn, die dus juist van het cultuurland naar de
woestijn
gingen. Daar in de woestijn was men immers nog een echt vrije
nomade en
daar ook kon men zich onttrekken aan de verplichtingen van
grote en
kleine staten.
Het is ook
meer regel, dat woestijn en cultuurland door elkaar heen
liggen, vaak
op korte afstanden van elkaar. Er is dan ook, naar mijn
opvatting,
reeds vroeg sprake geweest van forensisme of
seizoensmigratie. Een en ander verklaart ook mede het zeer langzame
proces van
vestiging van de proto‑Feniciërs aan de kusten van de
Levant. Er
was veeleer sprake van een soort infiltratie en niet zozeer
van massale
in tijd korte migratiebewegingen. Vaak ging de eerste uit
een
nomadenstam tijdelijk wonen en werken in bijvoorbeeld Byblos of
Oegarit en
keerde na verloop van tijd terug naar zijn stam. Het volgende
seizoen
gingen er meer uit die stam naar de kust en sommigen blijven
permanent
achter. Zo zette zich het proces langzaam in werking, totdat
een groot deel van de stam zich
blijvend aan de kust had gevestigd. Dit
is de meest
waarschijnlijke en plausibele gang van zaken bij het proces
van het
vertrek uit de woestijn en de vestiging aan de kust door o.a. de
proto‑Feniciërs.
Niettemin
zijn er ook andere theorieën over herkomst en vestiging door
de proto‑Feniciërs.
Een ervan wil ik hierbij kort aanstippen, omdat
het een
voorbeeld is van de veelheid van te ver gezochte verklaringen.
Volgens een
romantische theorie zouden de Feniciërs identiek zijn met
de inwoners
van het (latere) koninkrijk Sheba aan de Rode Zee. Aldaar
zouden zij
tussen 3000 en 2000 met de Egyptenaren in aanraking zijn
gekomen, waarna hun blik zich naar het
noorden richtte. Niet voor niets
onderneemt
koningin Bilkis van Sheba vele eeuwen later een karavaantocht
naar
Jeruzalem. Zij zocht haar verre verwanten op, die juist in die tijd
in grote
getale aanwezig waren in het Joodse rijk.
Deze theorie
illustreert tevens de grote onzekerheid, waarmee wij nog steeds
worstelen
bij de vraag, waar de Feniciërs eigenlijk vandaan komen. De kans,
dat het
aldus gegaan is, moet echter als zeer klein worden bestempeld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten