1.5.3. Invallen der Amorieten.
Omstreeks
2100 dringen de Amorieten steeds meer op naar het westen. Zij
bewoonden de
landstreek Amurru, gelegen tussen de Libanon en
Mesopotamië.
Voor een goed deel viel dat samen met de Syrische steppe‑
en
woestijnzone. Waarschijnlijk door overbevolking en een slechter
wordend
klimaat verlieten zij massaal hun woonplaatsen en vestigden
zich onder
meer in de dalen tussen de gebergten Libanon en Antilibanon.
De vestiging
in en aan de rand van wat later Fenicië zou worden
genoemd,
gebeurde tamelijk vreedzaam, maar in zuidelijker streken kwam
het tot
schermutselingen. Daarop grepen de Egyptenaren in en verdreven
de Amorieten
weer voor een deel. Na verloop van tijd komen de Amorieten
versterkt
terug. Nu bleven zij definitief. Zij richten versterkingen op,
waaruit zij
niet meer gemakkelijk te verdrijven waren.
Ook in
Byblos en Oegarit gingen de Amorieten een belangrijke positie
bekleden.
Mogelijk is Abraham zo'n Amorietische vorst geweest, die
waarschijnlijk uit Haran naar Kanaän vertrokken is. Abraham leefde
waarschijnijk van 1930 tot 1860 en moet dus tot de staart van de tweede
golf van
Amorieten behoord hebben.
ncfps
Geen opmerkingen:
Een reactie posten