2.6. De gouden eeuw van de Feniciërs.
Deze valt
voor de Feniciërs rond het jaar 1000. Ze zijn dan de
onbetwiste
heersers van de Middellandse ze. Er is nu geen concurrent meer van
betekenis in
de verre omtrek op hun terrein van handel en scheepvaart te
bekennen. Ze
zijn de scheepvarende natie voor wie maar wil, dat er
goederen of
producten worden verscheept. Ze zijn zo gewiekst in het
zaken doen,
dat ze al spoedig ook tot de meest welvarende natie in die
periode van
de oudheid zijn. Dat laat hen niet hoogmoedig worden door te
trachten een
wereldrijk te stichten of door andere volken te gaan
overheersen.
Ze blijven de eenvoudige nomadenstam, die genoeg heeft aan
zijn
factorijen en aan zijn enkele grote steden volgestapeld met
goederen en
rijkdommen. Ze zijn vredelievend en toch machtig door hun
rijkdom en
vloot. Ze leven op en goeddeels van de zee op schepen, rotsen,
eilanden of
kapen in de zee. Het is maar een klein volk, maar toch
ontsluiten
zij de gehele Middellandse zee voor de mensheid en bovendien
bevaren zij
de Rode zee en zelfs voor een deel de Atlantische oceaan.
Zij zijn
het, die het alfabetisch schrift voor de practijk geschikt
maakten en
het verbreiden. Zij maakten vele onderontwikkelde volken
bekend met
de meest uiteenlopende producten en informatie.
In feite
blijft het niet bij deze ene gouden eeuw rond 1000. Van 1150‑
850 beleeft
Fenicië drie volle eeuwen, waarin de Fenicische steden
aan de Levant
de toon gaan aangeven in de Middellandse zee met hun schepen,
factorijen
en handelsproducten.
2.6.1. Het Fenicische schrift.
Rond 1000
komt ook volwaardig het Fenicische schrift in gebruik langs
de kusten
van de oostelijke Middellandse zee. Het heeft 22 lettertekens,
maar nog
geen klinkers. De Grieken zullen dit alfabetisch schrift
overnemen en
voegen er dan klinkers aan toe. Ook het Punisch en Iberisch
schrift
stamt in directe lijn van het Fenicisch af, terwijl het
Latijns en
het Etruskisch indirect hier van afstammen.
Belangrijke
aanwijzingen , dat de Feniciërs als eersten in de 1)
klassieke
oudheid het alfabetisch schrift hanteerden zijn :
a.de Sinaï‑inscripties uit ca.2000.
b.de
sarcofaag van Ahiram van Byblos.
c.de
bibliotheek van Ras Shamra met een alfabetisch spijkerschrift uit
de 14e eeuw.
d.diverse
speerpunten met inscripties uit de 11e eeuw.
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
1) : Zie Wereldgeschiedenis deel 2
Nabije Oosten en Griekenland/De Haan
Bussum/Staatsuitgeverij
Antwerpen.
DE CEDERHOUTROUTE
Tyrus<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<Libanongebergte
volgens vvvvv
Kronieken vvvvv
II‑2:15 vvvvv
Joppe>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>Jeruzalem
Zie Boek 138.DE LEVANT Geschiedenis en archeologie in het
Nabije Oosten. Redactie: Olivier Binst, Könemann, Keulen, 1999. Met name van
belang door het hoofdstuk De Feniciërs & de grootmachten van Eric Gubel.
blz 46-79. De gouden eeuw.
In de toelichting op de catalogus
bij de "Exhibition The
Phoenicians" in Palazzo
Grassi Venetië in 1988 wordt door G Garbini
ingegaan op het alfabet:"The
question of the Alphabet"(blz 86).
Hij komt tot de opvating, dat de
Egyptenaren in feite al het alfabet
hadden, maar het nooit echt
gebruikten. Daarna heeft een of andere
Kanaänietische geleerde het
bewerkt en ontstond in Palestina het
eerste Semietische alfabet, dat
we kennen van de Proto‑Sinaïtische
inscripties. Dit alfabet is door
een Fenicische stad geadopteerd,
waarbij de vorm van de letters
aangepast werd. Al in de 14e eeuw
breidt zich dit nu proto‑Fenicisch
of nog Kanaänietische geworden
alfabet uit naar Palestina en
Oegarit.
Zie verder bij : Deel Drie der
Geschiedenis der Zeekanaänieten.
Zie
ook:"Phönizische/Punische Grammatik"‑W Röllig, J Friedrich in:
Analecta Orientalia 46‑1970.
Pontificium Institutum
Biblicum Roma Piazza Pilotta 35.
De Grieken laten voor de ontbrekende
klinkers A,E,I,O in feite aan
aantal
semietische medeklinkers functioneren (alef, hé, jod en ajin).
Tot zover
heel in het kort iets over deze grote uitvinding. In deel Drie
wordt daar
veel uitgebreider op ingegaan. Wel nog de opmerking, dat het
eigenlijk geen wonder is, dat juist de
Feniciërs het alfabetisch
schrift
gebruiksklaar maakten en het verspreiden, want door dit schrift
kon de
handel stukken gemakkelijker verlopen. Overeenkomsten en
koopcontracten konden op een eenvoudige wijze afgesloten worden.
2.6.2. Verbond tussen de Feniciërs en Israëlieten.
Tussen 975
en 852 bestaat er tussen de Feniciërs en Israëlieten een
verbond van
grote betekenis. Het is in de geschiedenis van de
Feniciërs
een van de weinig verbonden, die op voet van gelijkheid
geschied. In
het westen van de Middellandse zee zal zoiets zich nog een
keer
herhalen met de Carthagers en de Etrusken.
Omstreeks
975 zijn de Feniciërs verwikkeld in een strijd met de
Filistijnen
om de zeehegemonie. Te land vallen de Israëlieten de vijf
voorname
Filistijnse steden aan. Aan het slot van die krachtmeting is
de
Filistijnse zeemacht weggevaagd en Tyrus wordt de belangrijkste
handelsstad
van de Levant. David gaat heersen over de Filistijnse
steden
Asdod, Askelon, Ekron, Gath en Gaza. Daar blijft het niet bij.
Ook de zoon
van Saul (Esbaäl) wordt verslagen, waardoor Over‑Jordanië
bij het rijk
van David wordt betrokken. De Fenicische stadsstaten
hebben dan
een machtige landstaat als buur gekregen en zorgt ervoor om
op goede
voet te blijven met David. Voor hem wordt een zeemacht
opgebouwd
aan de golf van Aqaba. Onder Salomo wordt de samenwerking
voortgezet.
Vooral Hiram I van Tyrus speelt daarin een belangrijke rol.
Een aantal
eeuwen zullen Israëlieten en Feniciërs gezamenlijk
optrekken.
Dan gaat het verschil in godsdienst een te grote rol spelen.
Religieuze
verschillen zullen dan een eind maken aan de politieke en
economische
verbintenis, die aan beiden zoveel voordeel bracht.
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
Zie ook: Deel Drie, Boek Vijftien, Hoofdstuk 12.1.Relaties
met de Joden.
Zie Boek 144.KöNIG
SALOMO. Das bewegte
Leben des Königs der Könige ‑ ein Leben voller
Gegensätze, Glanz und Tragik.
Gabriel Mandel / Petra Eisele, Droemer Knaur, München‑Zürich 1981.
Eigenlijk komen veel meer Joodse koningen aan bod. Vooral van belang in de relatie met Tyrus.
Van El naar Allah - de vele vormen van Baal - chronologie - de veldtocht van
Josua - David - de relatie met Tyrus - Danieten varen op fenicische schepen -
Juda status aparte - Ophir connectie - Punt - Bilqis van Sheba - stam van
beni-Joseph gaat langs de Nijl naar Etheopië - zuilen Jachin+Boas - inwijding
tempel sept 961 v.C - sagen en legenden.
SALOMO 965‑928
Zijn rijk strekt zich uit tot
Tadmor (Palmyra) in het noorden en
tot Esjon‑Geber in het zuiden.
Voor de belastingen wordt het rijk
in 12 gebieden verdeeld. Salomo
betaalt Hiram op den duur in land.
Dit land wordt Caboel genoemd
(Chabalon = "niet zo plezierig").
Caboel ligt vermoedelijk in de
buurt van Acco.
Zie voor de combinatie geografie
en geschiedenis:
-ATLAS VAN DE BIJBEL, J.ROGERSON,
AMSTERDAM 1985.
-TUSSEN NIJL EN EUFRAAT,
ARCHEOLOGIE VAN DE BIJBEL,
B.TADEMA-SPORRY, WEESP 1983.
-DE BIJBELSE WERELD IN KAART
GEBRACHT, OORSPRONG EN
ONTWIKKELING, J.RHYMER, AMSTERDAM
1983.
-ATLAS VAN DE JOODSE
GESCHIEDENIS, M.GILBERT, WEESP.
-GEOGRAFISCHE GIDS BIJ DE
BIJBEL, J.NEGENMAN, BOXTEL 1981.
Zie:OLA 22, LEUVEN 1987 voor een
aparte invalshoek op deze periode:
-Hellenistic writers of the Second Century BC on
the
Hiram-Solomon Relationship,
D.Mendels.
Zie voor een zeer kritische benadering over o.a. deze periode:
HOE HET JOODSE VOLK ZIJN VERLEDEN
KREEG, M.HULSPAS, INTERMEDIAIR 1994
2.6.3. De tempelbouw.
Salomo en
Hiram hebben elkaars diensten nodig. Dat blijkt wel zeer uit
de bouw van
de tempel te Jeruzalem. Het was een groot werk, want er
waren maar
liefst 30.000 houthakkers, 80.000 steenhouwers en 70.000
sjouwers in
de Libanon voor nodig. In Jeruzalem hadden Feniciërs de
leiding bij
de bouw. Via de bijbel is ons enige correspondentie
overgeleverd: 2: 1‑18
"Toen zond Salomo aan Hiram, de
koning van Tyrus de boodschap: (Handel
met mij) zoals gij met mijn vader David
gehandeld hebt door hem ceders
te zenden.
Nu dan, zend mij een man, die
bedreven is in de bewerking van goud,
zilver, koper, rood purper, karmozijn
en blauwpurper en die het verstaat
graveerwerk te vervaardigen. Samen
met de vaklieden, die met mij in Juda
en Jeruzalem zijn en waarvoor mijn
vader David gezorgd heeft. Zend mij
ook ceder‑, cypresse‑ en
algumniumhout van de Libanon, want mij is
bekend, dat uw knechten de bomen van de
Libanon weten te vellen en zie,
mijn knechten zullen uw knechten
helpen om hout in overvloed voor mij
gereed te maken, want het huis, dat
ik ga bouwen zal groot en
wonderbaarlijk zijn. In ruil voor de
houthakkers, die de bomen vellen,
geef ik U 20.000 kor tarwe, 20.000
kor gerst, 20.000 bath wijn en 20.000
bath olie tot voedsel voor uw
knechten.
Ik zend U dan een bekwaam man,
begiftigd met inzicht, Hucam‑Abi, de zoon
van een vrouw uit de dochters van
Dan, wiens vader een Tyriër was: Hij
heeft verstand van de bewerking van
goud, zilver, koper, ijzer, stenen,
hout, rood purper, blauw purper, fijn
linnen en karmozijn, van het
vervaardigen van allerlei kunstwerk,
dat hem opgedragen wordt tesamen
met uw vaklieden en die van mijn
heer, uw vader David.
Laat dan mijn heer, de tarwe en de
gerst, de olie en de wijn, die hij
mij toegezegd aan zijn knechten
zenden. Dan zullen wij bomen vellen van
de Libanon, zoveel als gij nodig
heeft en ze in vlotten over zee naar
Jafo brengen en gij kunt ze dan naar
Jeruzalem brengen."
Toen de
tempelbouw voltooid werd, had Salomo nog een opdracht in petto
voor de
Feniciërs, n.l.de bouw van zijn paleis, dat bijna even groot
werd als het
toenmalige Jeruzalem. Deze opdracht wordt door Salomo
betaald met
land en dorpen in Galilea, omdat het in goud en tarwe niet
meer kon,
vanwege de vrijwel bankroete schatkist. De tempel en het
paleis te
Jeruzalem geven aldus een redelijke indruk van hoe de
Fenicische
bouwwerken er ongeveer hebben uitgezien.
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
Om aan de wensen van Salomo te
kunnen voldoen, moet Hiram steunen op
de dienstverlening door andere
Fenicische steden. Zo is bekend,
dat de Giblieten (Byblos) voornamelijk
de steenhouwerij voor hun
rekening nemen, terwijl de
transportschepen voor een belangrijk deel
geroeid worden door de Sidoniërs.
IJZERINDUSTRIE
Na 1200 begint de vroege
ijzertijd. Na 1000 beschikt Fenicië
over zijn eigen ijzerindustrie.
Het product is dan geen luxe artikel
meer, maar wordt voor talloze
gereedschappen gebruikt. De prijs van
het ijzer zakt dan ook meer en
meer. Eerst onder de prijs van goud
en zilver en daarna onder de
prijs van brons.
Zie voor de economische relaties
en drijfveren:
-AVEC LES PHÉNICIENS à LA
POURSUITE DU SOLEIL SUR LA ROUTE DE L'OR
ET DE L'ETAIN, J.MAZEL, DEVENTER 1971.
-COPPER AND TIN, THE
DISTRIBUTION OF MINERAL RESSOURCES AND THE NATURE
OF THE METALS TRADE IN THE
BRONZE AGE, J.D.MUHLY, CONNECTICUT
1973.
-STATE AND TEMPLE ECONOMY ,
E.LIPINSKI, OLA 6. LEUVEN.
-HANDEL UND HÄNDLER, H.KLENGEL,
LEIPZIG 1979.
-ANCIENT CIVILISATION AND
TRADE, J.A.SABLOFF/C.C.LAMBERG-KARLOVSKI,
SCHOOL AMERICAN RESEARCH 1975.
2.6.4. Het Tyrus van Hiram I.
Onder de
regering van Hiram (zoon van Abibaäl) wordt het zwaartepunt van
de stad
definitief van Usju op de kust naar de twee of drie kleine
eilanden
voor de kust, die als grote schepen de leefwijze van de
Feniciërs zo
typeren. De vaargeul tussen de eilanden wordt volgestort 1)
en op het
ontstane grotere eiland ontstaat de stad met havens en muren.
Tyrus wordt
steeds belangrijker; niet in het minst door de winstgevende
contacten met
het rijk van David en Salomo. Het belang van Tyrus blijkt
verder uit
het feit, dat diverse andere nederzettingen een bijdrage
moeten
leveren aan Hiram. Doen ze dat niet, dan volgt een strafexpeditie. 2)
Een niet al
te duidelijke overlevering rept van een reprimande aan de mensen
van Kition
of aan die van Utica.
Hiram I
regeert waarschijnlijk van 970/969 tot 936 en begeleidde als het
ware de
groei van het rijk van Israël. De Israëlitische stammen Aser en
Zebulon
stuurden hun jonge mannen naar Tyrus, Akko of Sarepta om daar in
de havens te
gaan werken.
Volgens het
oude testament boek 2 Samuel 5:11 was er met David al veel
economische
samenwerking. Met Salomo wordt dat nog verder uitgebreid. 3)
Hiram zorgt
voor Fenicische schepen in de Rode zee. Tyrus zelf raakt
overspoeld
met mensen, goederen en schepen. De stad heeft twee havens.
In het
noorden de Sidonische en later komt in het zuiden de Egyptische.
Boven alles
uit steekt de tempel van Melqart. Aan zijn ingang staan twee
pilaren, een
van goud en een van smaragd.
Volgens
Beloch neemt Tyrus op den duur zo'n 75 ha. in beslag, terwijl
Pietschmann het op het exacte getal van
57.6 ha.houdt. Plinius vermeldt,
dat de
omtrek 22 stadia bedraagt (ca.4 km). In oorlogstijd blijkt de
stad in
later tijden tegen de 40.000 inwoners te kunnen herbergen.
Aangezien de
huizen veelal twee tot drie verdiepingen kenden, is een
bevolkingsdichtheid van ca.500 personen per ha. niet ondenkbeeldig. Dit
zou de
totale omvang van Tyrus in volgroeide staat op 60 ha. kunnen
brengen. In
de tijd van Hiram zal de stad nog geen 50 ha. geteld hebben.
De
oostelijke wijk komt later, alsmede de grote haven ten zuiden van de
stad. Tellen
we de havenwerken en terreinen bij de stad, dan kan de
totale
omvang de 75 ha. van Beloch dicht benaderen.
In de tijd
van Hiram zal de stad van 10.000 naar 20.000 inwoners uit‑
gegroeid
kunnen zijn.
Op blz 52a
wordt een schematische weergave van Tyrus gepresenteerd in
volgroeide
staat. De stippellijnen geven de voormalige eilandjes weer.
Het donker
gearceerde zijn rots en rifpartijen. Het lichtgearceerde
geeft de
havenwerken weer.
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
1).Josephus, Cont.Ap.I,118.
2).Josephus, Cont.Ap.I,119.
3).Josephus, Cont.Ap.VIII,141.
950
2.6.5. De Feniciërs in de Rode zee.
Er waren
twee toegangswegen tot de Rode zee. De ene verbinding liep door
Egypte.
Vanwege de vrijwel altijd nauwe culturele en commerciële
relaties met
Egypte verkregen de Feniciërs toestemming om via de Nijl
en een
zijarm daarvan een kanaal te graven naar het meer van Ismaïlia,
dat toen nog
in open verbinding stond met de Rode zee. Die laatste
verbinding
tussen het huidige Suez en Ismaïlia verzandde echter vrij
snel. De
andere verbinding liep over land door Israël en Juda naar de
golf van
Aqaba. Daar verrees de havenstad Esjron‑Geber. Deze verbinding 1)
komt steeds
meer in gebruik. Van hieruit wordt op landen als Ophir en
Poent
gevaren en worden daar o.a.wierook, myrrhe, goud em koper opgehaald.
Deze tochten
moeten zeer lucratief geweest zijn, want op een van die reizen
werd maar
liefst zo'n 420 talenten goud meegebracht. De exacte ligging
van Ophir en
Poent kon nog niet worden vastgesteld, maar aangenomen 2)
wordt, dat
er Zuid‑Arabië en de oostpunt van Afrika mee bedoeld werden.
In ieder
geval moeten Ophir en Poent zuidelijk van de noordgrens van het
voorkomen
van wierook, myrrhe en balsem gelegen hebben.
______________________________________________________________________
1).I Koningen 9,10-14.
2).I Koningen 10,11
De maritieme coöperatie tussen
vooral Zuid‑Fenicië en Israël leidt
tot een minder intensief
handelsverkeer met Egypte. Alleen de stad
Byblos blijft zijn van oudsher
intensieve contacten met Egypte
voortzetten.
Arvad oriënteert zich waarschijnlijk
op de zuidkust van Klein‑Azië en
Cyprus.
Zie:ATLAS VAN DE FENICISCHE EN
PUNISCHE STAMMEN, STEDEN EN VOLKEN:
Kaart 9A.Het gebied Tyrus
t.t.v.Hiram I.
Kaart 9B.De
onderwaterstructuur van het oude Tyrus bij Hiram I.
Kaart 9C.Plattegrond van
Tyrus t.t.v.Hiram I.
Kaart 9D.De overdracht van
het land Kaboel aan Hiram I.
2.6.6. Israëlieten en Feniciërs.
Beide volken
vormden lang de voornaamste bestanddelen van de bevolking
aan dit deel van de Levantkust in de
oudheid. Ondanks vele omzwervingen en
ballingschappen kwamen en komen de Israëlieten ofwel nu Joden genoemd
toch steeds
weer terug op de smalle strook grond tussen de Jordaan en de
Middellandse
zee. Anders dan de Feniciërs zijn de Joden een landvolk
gebleven.
Hun vloot, zo ze die al hadden, werd goeddeels gebouwd en
bemand door
de Feniciërs.
Beide volken
verstrooien zich over de aardbol, maar het zijn de
Feniciërs,
die hun identiteit verliezen en opgaan in andere rijken en
volkeren. De
Joden zijn echter steeds als volk een eenheid gebleven. Dat
heeft, mede
door de verstrooiing, geleid tot vervolgingen, omdat zij zo
herkenbaar bleven. Soms werden die
vervolgingen zo sterk, dat zelfs
uitroeiing
tot de mogelijkheden ging behoren. Ook de Feniciërs hebben
die
gruwelijke ervaring moeten ondergaan bij de vernietiging van Tyrus,
Carthago,
Sidon en Motya bijvoorbeeld.
Beide volken
riepen door hun speciale bekwaamheden in vooral handel en
ambacht de
afgunst van andere machtiger en meer talrijke volkeren op.
Aan de
letterlijke egalisatie van Carthago ligt zeker een economisch
motief ten
grondslag. Op handelsgebied bleef Carthago, na politiek en
militair
uitgeschakeld te zijn, toch nog een grote concurrent voor de
Romeinen,
die daarom maar aan de haatdragende oproep van Cato gehoor
gaven.
Daarmee gingen de nazaten van de Feniciërs aan hetzelfde motief
ten onder,
wat hen honderden jaren juist zoveel welvaart had gebracht en
wat zo
centraal stond in de Fenicische samenleving.
De meeste
Feniciërs pasten zich echter vrij snel aan aan de Helleense
heersers in
het oosten en aan de Romeinse in het westen. Ze werden op
den duur
allemaal trouwe Romeinse ingezetenen, die onder nieuwe namen de
handel en de
scheepvaart weer ter hand namen. De Fenicische mens is
fysiek
althans niet uitgemoord, maar psychisch wel, want uit lijfsbehoud
deden zij
geleidelijk aan afstand van hun identiteit. Dat laatste deden
de meeste
Joden nooit en dat is mede een oorzaak geweest van hun
gruwelijke
vervolgingen. De meeste Fenicische mensen leven nog, al
weten ze het
niet meer van zichzelf, en wel onder andere namen in de
Libanon, op
Sicilië, op Sardinië, in Spanje en in Afrika.
EEN MOGELIJK DEMOGRAFISCHE INVUL-OEFENING
VAN HET 10E/11E EEUWSE FENICIE.
De bevolking van Fenicië moet vrij
beperkt van omvang geweest zijn. We
lezen in o.a. de el‑Amarna brieven,
dat steden veelal een garnizoen
hadden van enige tientallen soldaten.
In de "spreadsheet" PHOENICI.CAL
hieronder wordt enig inzicht gegeven
met wat voor (ingeschatte) bevol‑
kingscijfers we uiteindelijk te doen zouden
kunnen hebben in het vroege
Fenicië. Let wel, dit is slechts een
van de mogelijkheden.
Zie ook verder op blz 55a.
Uitgangspunten:
# plaatsen genoemd in
Hellenosemitica, Canaanite Toponyms, El-Amarna.
# toepassing van hexagonaal systeem
van verdeling der nederzettingen
(W.Christaller)
# lage aanname van de bevolking der
diverse nederzettingen.
Grotere stad=10.000,kleinere
stad=5000,kleinere plaats=1000,dorp=500.
# toepassing aangepaste lagere ratio
stad-ommeland.
Resp:80.000, 20.000, 5000, 2000 per
soort nederzetting.
Aantal plaatsten
kuststrook Bekaa vallei TOTAAL
---------------------------------------------------------
Grotere stad 5 5
kleinere stad 5 5 10
kleinere plaats 20 10 30
dorp 44 26 70
---------------------------------------------------------
TOTAAL 74 41 115
Aantal inwoners in nederzettingen
kuststrook Bekaa vallei TOTAAL
---------------------------------------------------------
Grotere stad 50.000 50.000
kleinere stad 25.000 25.000 50.000
kleinere plaats 20.000 10.000 30.000
dorp 22.000 13.000
45.000
---------------------------------------------------------
TOTAAL 117.000 48.000 165.000
Aantal inwoners in nederzettingen en ommeland
kuststrook Bekaa
vallei TOTAAL
---------------------------------------------------------
Grotere stad 200.000 200.000
kleinere stad 50.000 100.000 150.000
kleinere plaats 50.000 50.000 100.000
dorp 44.000 52.000 96.000
---------------------------------------------------------
TOTAAL 344.000 202.000 546.000
2.6.7. De "wijsheid" van Salomo.
Naast al het
goede wat Salomo in samenwerking met Hiram van Tyrus deed,
zijn er wel
enige vraagtekens te plaatsen bij de veelgeroemde wijsheid
van de
koning. Bij zijn verscheiden zijn de staatsfinanciën een
puinhoop.
Uit een overlevering van Josephus (Joods historicus uit de 1e
eeuw v C), die vermeldt, dat Salomo aan
Hiram enige raadsels opgaf en 1)
hem vroeg
hetzelfde te doen. Degene, die ze niet kon oplossen, zou een
bepaalde
geldsom betalen aan degene, die het wel kon.
Hiram was zo
verstandig om niet alleen op zijn eigen verstand te 2)
vertrouwen
en riep de hulp in van een zekere Abdemoen uit Tyrus, die de
raadsels van
Salomo oploste en nieuwe raadsels verzon, die Salomo juist
niet kon
oplossen. Het eind van het liedje is, dat Salomo veel meer aan
Hiram
betaalde dan andersom.
2.6.8. De Fenicische religieuse invloed op Israël.
Die was
onder David al aanwezig, maar dat werd al snel intensiever onder
Salomo.
Langzamerhand kreeg de Baälverering ook onder de Israëlieten
meer
aanhangers, zeker in de nog lang Kanaänietisch gebleven streek rond
o.a. Joppe
en Dôr. Salomo aanbidt op latere leeftijd Astarte van Sidon. Er
worden ook
tempels opgericht voor Kamos (van de Moabieten) en voor
Milkan (van
de Ammonieten. Steeds feller zullen de profeten van Israël
zich
hiertegen afzetten. Zie hiervoor ook hoofdstuk Religie in Deel Drie.
2.6.9. Bezoek van een koningin.
Hier moet
even kort het bezoek aangestipt worden, dat de koningin van
Saba zou
hebben gebracht aan Jeruzalem. Volgens II Kronieken 9 zou zij uit het verre
zuiden met
vele geschenken Salomo hebben opgezocht. Saba moet in Zuid‑
Arabië of in
Eritrea gelegen hebben. Volgens een Abbessijnse
overlevering
zou Salomo haar minnaar geworden zijn, waaruit een zoon
Menelik
geboren werd en die zou weer de stamvader van de keizerlijke
familie in
Etheopië geworden zijn. Een prachtig verhaal, wat wel de
verre
(zee)verbinding naar het zuiden toe illustreert; welhaast even ver
als naar het
westen toe! Beide lange afstandszeeverbindingen bevaren de
actieve
Feniciërs en aan de totstandkoming van die belangrijke
verbindingen
hebben de Feniciërs een doorslaggevende bijdrage
geleverd.
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
1).Josephus, Ant.Iud.VIII,143.
2).Josephus, Cont.Ap.I,114-115.
2.6.10. De
contacten met Egypte.
Ondanks de
nauwe samenwerking tussen Fenicië en het rijk van David en
Salomo, blijven
de contacten met Egypte op cultureel en handelsgebied
aanwezig. Zo
is een beeld bekend van de farao Orsokon I (929‑893),
waarop een
Fenicische inscriptie voorkomt met de naam van Abibaäl van
Byblos.
Tyrus had vooral zijn contacten met het rijk van David en
Salomo, maar
van oudsher was te Byblos de binding met Egypte blijven
bestaan.
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
Zie:Rélations entre l'Egypte et la Phénicie
du voyage d'Ounamon à
l'expédition d'Alexandre"
van Jean Leclant.
EERSTE DYNASTIE TE TYRUS:
Abibaäl ? - 970
Hiram I 970 - 936
Baäl - M'zer I 936 - 929
Abdastarte 929 - 920
Over de regeerperiodes van de
Tyrische koningen is veel discussie
ontstaan. Hier worden de jaartallen
gehanteerd, zoals weergegeven
in: "De Regeerders van
Tyrus", H.R.van Diessen, Apeldoorn 1999.
2.7.
Na de periode van Hiram en Salomo.
De
samenwerking tussen Israël en Tyrus wordt eerst nog uitbundig voort‑
gezet, maar
beide staten en volken worden belaagd door eerst de Arameeën
en later de
Assyriërs. Als dan ook nog religieuse verschillen en geschillen
de boventoon
gaan voeren in de onderlinge relaties, dan luidt dat het
aankomende
verval van beide staten in.
2.7.1. Invallen van de Arameeën.
Circa 900
pakken zich donkere wolken samen. De Arameeën dringen via de
Syrische
woestijn naar het zuiden en het westen door. Ze reiken tot de
Bekaa vallei
en tot Ammon. Na de dood van Salomo is zijn rijk uiteenge‑
vallen. De
staat Israël komt onder het huis Omri, dat het bondgenootschap
met Tyrus
nog voortzet. De zoon van Omri (Achab) huwt de dochter van Ithobaäl
of Elibaäl (Izebel). Deze laatste beschermt
de Kanaänietische godsdienst nog 1)
meer
en dat zal ze met de dood gaan bekopen. Het is een tijd van vele usurpators
binnen de Fenicische steden. Zo wordt
bijvoorbeeld een (onbekende?) neef (?)
van Abdas(h)tart vermoord door vier zonen
van zijn baker te Tyrus. Vervolgens
regeren Astarte, Astar'm en Phellès,
welke laatste door Ithobaäl wordt vermoord. 2)
Ithobaäl zal van 886 tot 854 regeren.
Ondanks deze perikelen weten de Fenicische
steden én
Israël de Arameese aanvallen voorlopig in te dammen.
......................................................................
Kaart 15.
Arvad
ARAMEEëN
Byblos
Beryt
Damascus
Sidon
Tyrus Dan
AMON
Middellandse zee ISRAëL
JUDA
schema
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
1).I Koningen 16,30-32.
2).I Koningen 16,1 + Josephus
Ant.Iud.VIII,317,IX,138.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten