2.8. Algemene situatie rond 600.
Vooral door de opkomst van Carthago
blijft het opdringen
der Grieken
beperkt tot een halve ramp voor de
Feniciërs. De totale ineenstorting
volgt pas, wanneer de Romeinen ten
tonele verschijnen.
In het oosten verheugt Fenicië zich
in een kortstondige
vrijheid,
wanneer het
Assyrische rijk in
elkaar is gevallen.
Binnen enige
tientallen jaren zuchten de volkeren
van het oosten alweer
onder een
nieuwe wrede dictatuur van de Nieuw‑Babyloniërs.
Aan het einde van de 7e eeuw wordt de
Fenicische monopoliepositie bij
Tartessië voor een moment
doorbroken. Het is
de Griek Kolaios,
die
vanuit Samos terecht komt bij de
Tartessiërs en er handelsbetrekkingen
mee afsluit. Na de Grieken van Samos
komen ook de Phokeërs, die aan de
oostkust van Spanje inmiddels
steunpunten hadden ingericht. *
De Tartessiërs hebben door gekregen,
dat de Feniciërs hen uitbuiten,
of althans, dat ze beter af zijn met
meerdere handelspartners, die tegn
elkaar op moeten bieden. Hun grote
koning Arganthonius, die 80 jaren
geregeerd zou hebben, biedt de
Phokeërs gastvrijheid aan. De zaken gaan
goed voor de Phokeërs, want ze nemen
zoveel zilver mee terug naar
hun
moederstad in Klein‑Azië, dat ze er
een grote muur voor kunnen
bouwen
rond hun stad.
In deze tijd beleeft het rijk van
de Etrusken (een
verzameling van
onafhankelijke steden) zijn grootste
uitbreiding. Een groot deel van de
Povlakte en een deel van Campanië
staan onder hun
gezag. Rome als
onafhankelijke stad bestaat nog niet
eens. Wel bemoeien de Etruskische
Tarquiniërs zich met de streek door
er moerassige dalen droog te leggen.
De Grieken zijn nog overal in volle
expansie, maar krijgen geleidelijk
steeds serieuzer te maken met
Etruskische en Carthaagse tegenstand.
2.8.1. Carthago rond 600.
De oude factorij Kadmeia, Oinoussa of
Kahkabé is uitgegroeid
tot een
wereldstad. Kahkabé
betekent
"paardenhoofd".
Men zou dat bij de
stichting daar gevonden hebben, ofwel
het slaat op
de vorm van
het
schiereiland. Eusebius vermeldt, dat
Origo de oudere stad geweest
zou
zijn, terwijl Movers de theorie
poneert, dat Kambé, Kahkabé of Kahbabé
eigenlijk eerst een kolonie van Sidon
was. De nazaten van Elisja hebben
sinds de stichting omstreeks 800 niet
stil gezeten. In twee eeuwen tijds
is het de belangrijkste stad van de
Westelijke Feniciërs geworden. Het
sticht eigen kolonies, bijvoorbeeld op de Balearen en op Sardinië.
Het
achterland van Carthago wordt steeds
meer onder controle gebracht.
* Volgens Strabo zouden de Phokeërs
drie kolonies en drie steden achter de rivier de Xucar gesticht hebben.
Het gebied tussen
Ebro en Sagunto.
Deze kustvlakte is een
strategisch belangrijk gebied. Vanaf de 7e eeuw blijkt uit de
archeologische bevindingen, dat er contact was tussen deze streek en Ebusus en
Feniciërs in Zuid-Spanje. Bijvoorbeeld in de plaatsen:
El Puig de la Nau =
Benicarlo
Vinarragell =
Burriana
Alric de les Cinc =
Almenara
In het begin van de 6e
eeuw worden Fenicische handelsposten opgeheven. Tussen 450-400 is er duidelijk
sprake van een Punische invloed en Carthago neemt de posities langzaam over.
Peniscola
|
ONUSSA
|
Vlg.Schulten
|
La Jana
|
INTIBILI
|
40km zuid van
Tortosa
|
Tortosa
|
DERTOSA
|
|
Amposta
|
HIBERA
|
Map 57.41
Evidence of the second Punic War in
A Oliver Foix
Iberian
Settlements South of the Ebro
Carthago wordt gedomineerd door de
belangrijke Byrsaheuvel. In het begin
werden de schepen nog het strand
opgetrokken, dat het dichtst
bij de
Byrsaheuvel ligt. Ook werden de
schepen in de zeearm van Tynès geankerd.
In de zevende eeuw werd de
eerste haven gegraven.
Daarvoor werd een
aanwezig lagune benut. Ook is de stad
dan voorzien van een eerste
nog
vrij lage bescherming naar de
landzijde toe. De grote driedubbele
muren
komen pas later en meer landinwaarts
tot stand. Er zijn tenminste drie belangrijke
tempels, n.l. allereerst die van
Esjmoen, die ook op de Byrsaheuvel een
plaats heeft
gekregen. De tempels
van Baäl en
Tanit vinden we
respectievelijk aan de noord‑ en de
westzijde van de haven.
2.8.2. De expansie van Carthago.
Steeds veelvuldiger wordt de hulp van
Carthago ingeroepen. Het is immers
de rijkste en militair ook sterkste
Fenicische stad geworden.
Gadir
kan het in Spanje niet meer alleen
bolwerken en Carthago schiet maar al
te graag te hulp. Tartessië wordt
verwoest en de
zuilen van Melkart
worden definitief gesloten voor de
Grieken of welk ander zeevarend volk
dan ook. De Grieken worden uit
Mainaké verdreven; hun, voor zover bekend,
meest westelijke kolonie.
Het komt tot een grote krachtmeting
met Massalia. Hemeroskopeion * en
Dianion moeten de Grieken
ontruimen. Even ten
zuiden van de
Ebro
stichten de Carthagers
Tyriche? (het huidige
Peniscola) en ook de
Balearen gaan in hun
handen over. De
Balearen worden dan
nog de
Pythiusae of Gymnasische eilanden
genoemd. Op het kleine Ibiza komt het
Carthaagse steunpunt Ebusos Op Menorca komt de haven Mago in de 5e eeuw
tot ontplooiing. Het hoofdeiland
schijnt de naam Fenicia gekregen te
hebben. De Grieken moeten de eilanden
ontruimen, maar aan de kusten van
de Lanquedoc en de Rivièra krijgen de
Carthagers geen voet meer aan de
grond. De Fenicische factorij Ruscino
1) ter hoogte van het
huidige
Montpellier wordt ontruimd.
Bij een aanval op Massalia(?) zelf
worden de Carthagers
in een zeeslag
verslagen. Waar dat precies gebeurd
is, is niet bekend. Hierna treedt er
een status quo in, waarbij
(stilzwijgend?) de Ebro als grens
tussen de
belangensferen van Grieken en
Carthagers wordt gezien.
Ook dichter bij huis ontplooit zich
de expansie van Carthago.
Diverse
plaatsen op de noordkust van Afrika
komen onder de bescherming van de
steeds groeiende stad. Welke exact zo
rond 600 tot de
thallassocratie
van Carthago zijn gaan behoren, is niet meer te achterhalen.
*
betekent:"Plaats, waar men de dag kan aanschouwen".
EEN BESCHRIJVING VAN HET KARAKTER
DER CARTHAGERS?
De rol als kampioen van de
Semietische beschaving in het
westelijke deel van de
Middellandse zee wordt de Carthagers
niet in dank afgenomen door de
Grieken en later nog minder
door de Romeinen. De beschrijving
van de Carthagers als
volk door PLUTARCHUS munt dan ook
uit door vooringenomen‑
heid en afkeer van het Aziatische
volk.
"DE CARTHAGERS ZIJN EEN HARD
EN SOMBER VOLK, ONDERDANIG
AAN HUN REGEERDERS EN STRENG
VOOR DE ONDERWORPENEN.
ZIJ COMBINEREN EXTREME LAFHEID
IN TIJDEN VAN GEVAAR
MET WREEDHEID IN TIJDEN VAN
BOOSHEID. ZIJ HOUDEN OBSTI_
NAAT VAST AAN HUN BESLISSINGEN, ZIJN STUURS EN
DOEN
WEINIG AAN AMUSEMENT OF DE
GENEUGTEN VAN HET LEVEN."
Zeker met betrekking tot die
lafheid valt er wel wat te
twijfelen aan de uitspraak van
Plutarchus, als we de drie‑
voudige heroïsche strijd tegen
Rome in gedachten nemen.
Bovendien waren de Carthagers
niet wreder dan menig ander
volk in de oudheid.
Van Sophonisbe (Cafonbaäl), de
Carthaagse vrouw van Syphax
aan het einde van de derde eeuw,
is bekend, dat zij een
uitstekende danseres en
mucisienne was. Met het amusement
viel het wellicht ook wel mee,
alhoewel dat niet van één
enkel voorbeeld is af te lezen.
In de religieuze devotie
is er wel sprake van een zekere
somberheid.
Een beeld van het karakter van de
Carthagers als volk te
schilderen, is niet zo
gemakkelijk als Plutarchus ons wil
laten geloven. Het is mogelijk
veel genuanceerder dan
zijn eenzijdige gekleurde
negatieve visie.
Map 49.1.1. Fenicio o Punico o
Cartaginesi, S. Moscati, Roma RSF XVI 1988.
Was
er eigenlijk wel zoveel verschil tussen de Feniciërs, Puniërs en Carthagers?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten