Er
gaat nog een verhaal, dat Gelon aan Carthago gevraagd zou hebben om
de
mensenoffers stop te zetten én om een tweetal tempels te bouwen voor
de
Griekse en Siciliaanse goden Demeter en Kore. Het eerste is niet
gebeurd, maar de tempels schijnen er wel gekomen te zijn.
3.2.4. Terugblik.
Zo
is er aan de voor de Carthagers althans korte en hevige strijd een
einde gekomen. De Grieken onderling gaan nog wel even door. De successen
voor Alalia en tegen Doriëus hebben zich niet voortgezet bij Himera. De
tijd voor de Carthagers was nog niet rijp voor een grootscheeps
offensief tegen de Grieken. Carthago met zijn Fenicische en inheemse
bondgenoten gaat weer in de verdediging en zal pas weer terugslaan, als
het zelf aangevallen wordt.
Van een echte vrede met de Grieken is vooralsnog geen sprake. Formeel is
er
een overeenkomst afgesloten, maar in de praktijk blijven de partijen
elkaar grondig wantrouwen.
3.3. Zeventig jaren gewapende
vrede.
Voor alles streeft Carthago er nu naar om de strijd niet opnieuw te
laten oplaaien. De handelsstad is immers gebaat bij vrede, handel en
scheepvaart. Niettemin komen er toch steeds weer kleine conflicten voor
met de Grieken. Het is een tijd, waarin althans door de Carthagers geen
echte oorlog wordt gevoerd, maar deze tijd staat toch bol van de kleine
schermutselingen. Gelukkig voor de verschillende volken op de westpunt
van Sicilië hebben de Grieken het ook te druk met elkaar en met de
Siculiërs. Tirannen grijpen om de haverklap de macht in de Griekse
steden, maar vanaf 460‑430 is Sicilië vrij van tirannen. Er vinden
Siculische opstanden plaats en de strijd tussen Sparta en Athene in het
verre Hellas zal doorwerken op Sicilië.
Kort na de vrede van 480/479 gaan de Etrusken nog eenmaal in het
offensief, maar ze worden desastreus verslagen bij Cumae in 474. De
Etrusken krijgen steeds meer te maken met plundertochten langs de eigen
kusten. Hun vroegere bondgenoot Carthago blijft passief bij dit
gebeuren. Het moet al dan niet gedwongen machteloos toezien hoe hun
bondgenoot van het eerste uur rake klappen krijgt.
Ondanks dat de Carthagers en Feniciërs in het westen verschoond
blijven van een echte oorlog, is het toch een moeilijke periode. Mede
door de nederlagen van henzelf, de Perzen en Etrusken, ontstaat er een
grote opleving in de Griekse wereld.
In
deze eeuw vinden er bestuurlijke veranderingen plaats in Carthago.
Zie hiervoor Deel Drie, par.7.3.
Polyzelos is de zoon van Gelo. Hij vlucht kort na de oor‑
log tegen de Carthagers naar Theron van Akragas. Er schijnt kort
een oorlog tussen beide tirannen uitgebroken te zijn, maar al snel
komt er een verzoening tot stand door de dichter Simonides.
Hieron volgt zijn vader op in Syracuse en Gela. Hij brengt
de bevolking van Naxos en Katane naar Leontinoi. Katane wordt her‑
bevolkt met verschillende
bevolkingsgroepen. In 477 beschermt hij
Locroi tegen een aanval door Anaxilas van Rhegion en in 474 is hij
het, die de Etrusken te Kyme overwint.
Thrasydaios volgt zijn vader op in Akragas in 472. Er
volgt een oorlog met Hieron van Syracuse met als gevolg, dat Himera
weer onafhankelijk van Akragas wordt. Het bestuur van Thrasydaios
bevalt ook de Akragantijnen niet en hij moet uiteindelijk naar
Hellas vluchten.
Mykethos neemt na Anaxilas de macht over in Zankle en Rhegion
en bestuurt de steden goed, totdat de zonen van Anaxilas de macht
opeisen (467). Mykethos gaat vrijwillig naar Hellas.
De
Atheense thallassocratie ontstaat in al zijn grootheid. Het is vooral
Athene, dat met zijn vloot het oostelijke deel van de Middellandse zee
beheerst en daarmee ook die van Fenicië en Egypte, die daarmee voor een
goed deel afgesloten worden van de Carthaagse handel en scheepvaart.
De
ruilhandel met de Grieken vindt nog wel plaats, maar nu onder veel
ongunstiger voorwaarden. het afzetgebied in het oosten is enorm
ingekrompen. Dit alles heeft een grote versobering van het leven in het
Carthaagse rijk ten gevolge. Alleen de allernoodzakelijkste zaken worden
nog maar aangeschaft, zoals wijn en olie uit Akragas.
Tegelijkertijd vindt ook een religieuze en politieke omwenteling plaats
in
Carthago. De regering van de Magoniden wordt vervangen. De godin
Tanit wordt de oppergodin en zij verdringt samen met Baäl Hammon
alle andere goden naar het tweede plan.
Een heroriëntatie vindt nu ook plaats in alle richtingen op het
gebied van de handel. Meer dan ooit tevoren gaat men steunen op het
Afrikaanse achterland, terwijl daarnaast grote Atlantische expedities
tot stand komen. Tin uit Brittanië, goud uit Senegal en Zilver uit
Spanje worden in toenemende mate gebruikt voor de wederopbouw van vloot
en
leger. Alles wijst op een grote krachtsinspanning om een niveau van
economische en militaire kracht te verkrijgen, waarop en revanche voor
480 mogelijk zou kunnen worden. De Carthagers nemen er de tijd voor.
Zeventig jaren bereiden zij zich voor.
ncfps
Geen opmerkingen:
Een reactie posten